Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

8.5 Continuïteitsparagraaf

Algemeen

De in deze continuïteitsparagraaf (CP) opgenomen cijfers betreffen de geconsolideerde cijfers van de Stichting VU. Dat wil zeggen inclusief de VU Holding BV. In deze CP zijn de consequenties verwerkt van het positieve resultaat en de positieve liquiditeitsontwikkeling 2021 van de VU. Op grond van de ontwikkeling in 2021 is zowel in de begroting voor 2022 als in de meerjarenbegroting voor 2023 t/m 2026 de verwachting van de VU ten aanzien van de Rijksbijdrage in positieve zin aangepast. In de Rijksbijdrage ontwikkeling is nog niet vooruitgelopen op het Regeerakkoord, maar in het resultaat vanaf 2023 is wel rekening gehouden met de uitvoering van de adviezen van het PwC Strategy& rapport ten aanzien van de bekostiging van het Wetenschappelijk Onderwijs (WO).

Strategie VU 2020-2025

In de CP wordt uitgegaan van het Instellingsplan Strategie VU 2020-2025 'Kennispartner voor het leven'.

Daarbij zetten we onze vier multidisciplinaire profielthema’s voort. De profielthema’s geven inhoudelijk vorm aan onze missie en hebben betrekking op onderwijs, onderzoek en valorisatie. Deze profielthema’s zijn:

  1. Human Health & Life Sciences

  2. Governance for Society

  3. Science for Sustainability

  4. Connected World.

Voor een uitgebreide beschrijving van de strategie, van de profielthema’s, de daarbij geformuleerde doelstellingen en de prioriteiten voor onderwijs, onderzoek en valorisatie verwijzen wij naar hoofdstukken 1 t/m 4 van dit Bestuursverslag.

Staat van baten en lasten en Balans

STAAT VAN BATEN EN LASTEN (GECONSOLIDEERD)

REALISATIE

BEGROTING

RAMING

RAMING

RAMING

RAMING

(bedragen in €m)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

BATEN

      

Rijksbijdrage

436,6

449,9

435,9

452,7

461,1

465,8

Overige overheidsbijdragen en subsidies

0,9

1,8

0,8

0,8

0,8

0,8

College-, cursus- en/of examengelden

61,7

54,0

74,2

74,6

74,9

75,4

Baten werk voor derden

89,9

86,7

85,0

85,7

87,2

88,6

Overige baten

56,6

60,4

61,0

57,6

58,3

57,4

Totaal Baten

645,7

652,8

657,0

671,4

682,3

688,0

       

LASTEN

      

Personele lasten

410,1

434,3

434,3

444,9

449,5

450,0

Afschrijvingslasten

47,4

57,2

58,2

64,6

66,2

66,6

Huisvestingslasten

43,6

37,2

36,9

38,2

37,8

36,2

Overige Lasten

110,5

120,8

110,9

100,9

104,6

110,4

Totaal Lasten

611,7

649,6

640,4

648,6

658,2

663,3

       

Saldo baten en lasten

34,1

3,2898

16,6

22,7

24,1

24,7

Financiële baten en lasten

-8,9

-9,2

-6,0

-12,4

-14,0

-12,6

Bijzondere posten en posities

-0,1

-0,1

-

-

-0,1

-0,1

Aandeel derden in resultaat

-

-

-0,4

-0,3

-0,1

-0,2

Exploitatieresultaat

25,1

-5,9

10,3

10,0

9,9

11,8

       

BALANS (GECONSOLIDEERD)

REALISATIE

BEGROTING

RAMING

RAMING

RAMING

RAMING

(bedragen in €m)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

ACTIVA

      

Vaste activa

      

Immateriële vaste activa

30,9

30,0

27,0

25,7

24,6

23,4

Materiële vaste activa

659,3

748,4

778,4

771,5

762,6

743,7

Financiele vaste activa

1,2

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

Totaal vaste activa

691,4

779,4

806,3

798,1

788,1

768,0

       

Vlottende activa

      

Voorraden

0,7

0,8

0,8

0,8

0,8

0,8

Vorderingen

59,2

59,2

59,2

59,2

59,2

59,2

Liquide middelen

118,3

64,7

49,9

51,0

46,2

48,1

Totaal vlottende activa

178,3

124,6

109,8

111,0

106,2

108,1

       

Totaal activa

869,6

904,0

916,1

909,0

894,3

876,1

       

PASSIVA

      

Eigen vermogen

      

Algemene reserve

305,8

298,7

316,9

328,0

338,9

350,5

Bestemmingsreserve sectorgelden

4,7

3,7

2,3

1,0

-

-

Private bestemmingsreserve

2,1

2,1

2,1

2,1

2,1

2,1

Private bestemmingsfonds

0,1

     

Wettelijke reserve ontwikkeling software

30,9

30,0

27,0

25,7

24,6

23,4

Aandeel derden in eigen vermogen

0,2

0,2

0,2

0,3

0,3

0,3

Totaal eigen vermogen

343,8

334,8

348,5

357,1

365,9

376,4

       

Voorzieningen

27,3

26,4

26,4

26,4

26,4

26,4

Langlopende schulden

251,3

315,4

313,7

298,1

274,5

245,8

Kortlopende schulden

247,3

227,5

227,5

227,5

227,5

227,5

       

Totaal passiva

869,6

904,0

916,1

909,0

894,3

876,1

In bovenstaande tabel zijn de inhoudelijke ambities en ontwikkelingen vertaald in de door de VU verwachte financiële ontwikkeling van de baten, lasten en de balans voor de periode 2022-2026. In de navolgende paragrafen worden het financiële beleid en de ontwikkelingen van de baten, lasten, investeringen en ratio’s voor de komende jaren besproken.

Financieel Beleid en Meerjarenperspectief

Het financiële beleid van de VU heeft invloed op het meerjarenperspectief. Het financiële beleid van de VU wordt gekenmerkt door:

  • Structureel sluitende begrotingen en ratio’s die voldoen aan de eisen zoals door de interne en externe toezichthouders worden gesteld.

  • Eenheden dienen een positief resultaat uit de reguliere exploitatie te presenteren.

  • De inzet van reserves moet voldoen aan het reservebeleid VU.

  • De dynamiek in de inkomsten vanuit Rijksbijdrage en collegegeld moet vertaald worden in budgetten voor onderwijs en onderzoek. Met andere woorden, meer of minder Rijksbijdrage betekent ook meer of minder budget voor onderwijs, onderzoek en bedrijfsvoering.

  • De budgetten voor bedrijfsvoering en huisvesting worden bepaald door de interne regels en worden regelmatig getoetst op marktconformiteit of vergeleken met relevante andere organisaties.

Hieronder wordt de ontwikkeling van de baten en lasten op hoofdlijnen weergegeven.

Ontwikkeling Rijksbijdrage

In de weergave van de Rijksbijdrage voor de periode 2022-2026 hebben wij met het Jaarplan 2022 als basis rekening gehouden met de volgende ontwikkelingen.

De voorlopige bekostigingsfoto voor het begrotingsjaar 2023 laat op basis van de bekostigde inschrijvingen voor het studiejaar 2021/2022, de bekostigde graden over het studiejaar 2020/2021 en de aantallen promoties over het kalenderjaar 2021 een stijging van het marktaandeel VU zien van € 3,9m. Deze verbetering van het marktaandeel is het saldo van enerzijds een daling van het marktaandeel Geneeskunde (VUmc) en Tandheelkunde (ACTA) van in totaal € 1,3m en anderzijds een stijging van het marktaandeel voor de overige faculteiten (de ‘VUSAM’Missing Reference- faculteiten) met € 5,2m. De effecten van het marktaandeel zijn berekend op basis van het meerjaren macrokader van OCW volgens de 1e begrotingsbrief 2022, en dat betekent dat in die berekening nog geen rekening is gehouden met de bijstellingen die nog zullen volgen op basis van de Voorjaarsnota 2022. Deze bijstellingen zullen o.a. betrekking op de loon- en prijsruimte 2022 en de bijstelling van de volumegelden (koppeling tussen macrobudget voor Onderwijs en verwachte aantallen studenten) op basis van de Referentieraming 2022. Ook gaan wij ervan uit dat er via de Voorjaarsnota 2022 meer duidelijkheid zal worden gegeven over op welke wijze de aangekondigde extra middelen voor Onderwijs en Onderzoek in het Regeerakkoord beschikbaar zullen koen, op basis waarvan wij ook kunnen bepalen wat het (verwachte) aandeel van de VU daarin is. Wij hebben hier aan de batenkant nog geen rekening gehouden in deze continuïteitsparagraaf.

De daling van het marktaandeel voor de niet-VUSAM faculteiten (Geneeskunde en Tandheelkunde) ad € 1,3m zal direct worden doorvertaald naar de betreffende faculteiten. Voor Geneeskunde gaat het om een daling met € 1,8m en voor Tandheelkunde om een stijging van € 0,5m. De daling bij Geneeskunde is een optelsom van het effect van dalende externe tarieven bij ongeveer gelijkblijvende prestaties en van een daling van het aantal diploma’s. Deze daling van het aantal diploma’s is vermoedelijk coronagerelateerd (opgelopen vertraging) en zal daarom van tijdelijke aard zijn. Ook Tandheelkunde heeft last van de daling van de externe tarieven, maar dat effect wordt gecompenseerd doordat er meer studenten afstuderen. Ook bij Tandheelkunde is dit coronagerelateerd en dus van tijdelijke aard.

De bijstelling van het marktaandeel met € 5,2m positief voor de overige faculteiten wordt toegevoegd aan het (interne) middelenkader VUSAM, en op basis van de VUSAM-parameters toegerekend aan de individuele faculteiten. In onze meerjarenbegroting versie Jaarplan 2022 (o.b.v. VUSAM 2022) gingen wij nog uit van een beperkte daling van het marktaandeel voor de VUSAM-faculteiten, waarvan een daling in 2023 van € 2,5m. Dit betekent dat er op basis van het marktaandeel per saldo € 7,7m extra ruimte ontstaat in VUSAM 2023. Deze stijging is meegenomen in de VUSAM-budgetten op basis waarvan de faculteiten hun continuïteitsparagraaf hebben opgesteld.

Het hogere marktaandeel 2023 heeft betrekking op zowel het aantal bekostigde inschrijvingen als het aantal bekostigde diploma’s, en betreft dus de financiële vertaling van de groei die VU de afgelopen jaren heeft doorgemaakt. Bij de aantallen promoties is er sprake van een geringe verslechtering van het marktaandeel. Vanwege de groei verwachten wij voor de komende jaren nog een verdere stijging van ons marktaandeel. In deze continuïteitsparagraaf hebben we rekening gehouden met een groei oplopend tot ruim € 11m in 2026.

Ondanks de extra middelen op basis van de groei van het marktaandeel VU zien wij dat onze interne VUSAM-tarieven nog steeds onder (te) grote druk staan. In de VUSAM-prognose die de faculteiten hebben gehanteerd voor de CP zien wij dat de onderwijstarieven (bedrag per studiepunt, diploma, etc.) in 2025 met ca. 12% teruglopen ten opzichte van de tarieven voor 2022. Dit ondanks de structurele extra middelen voor de groei van het aantal studenten (onderdeel van de maatregelen NPO; bijstelling op basis van Referentieraming 2021) die wij vanaf 2022 volledig aan VUSAM hebben toegevoegdMissing Reference. Mede door de inzet van deze middelen valt de daling van de VUSAM-tarieven iets minder scherp uit dan de daling van 20% waarvan we uitgingen in de vorige CP, maar deze daling is nog steeds te groot om duurzaam iets te kunnen doen aan vermindering van de werkdruk. Wij hopen dat het nieuwe kabinet ons hierbij kan helpen door betere en stabielere randvoorwaarden voor de bekostiging van de universiteiten, die er aan bijdragen om het door PwC Strategy& gesignaleerde tekort op de bekostiging van de universiteiten te verminderen. Daartoe behoort wat betreft de VU ook een zodanige herijking van de vaste voeten in de OCW-bekostiging, dat deze beter recht doen aan de huidige omvang en het huidige profiel van de VU (in het bijzonder het grote aandeel van de Bèta faculteit als gevolg van de jarenlange groei van het aantal Bèta studenten). Aan die vaste voeten is te lang niets gedaan.

Via de ‘volumegelden’ is het door OCW te verdelen macrobudget voor Onderwijs gekoppeld aan de verwachte ontwikkeling van het aantal studenten op basis van de Referentieraming. Op basis van de Referentieraming 2021 heeft er een aanzienlijke ophoging van het macrokader plaatsgevonden, die wij vanaf 2022 volledig doorgeven aan de faculteiten (zie vorige alinea). Op basis van de definitieve 1 oktobertelling (1cHO) voor het studiejaar 2021/2022 constateren wij dat het feitelijke aantal inschrijvingen iets naar beneden afwijkt van de raming in de Referentieraming 2021. Wij houden daarom in deze CP rekening met een beperkte neerwaartse bijstelling van de volumegelden 2023 van in totaal € 1,8m, waarvan € 1,2m is verrekend met het middelenkader VUSAM en € 0,6 met de toewijzingen voor Geneeskunde, Tandheelkunde en AUC.

Nog geen rekening is gehouden met een verwachte loon- en prijsruimte 2022, omdat wij nog geen volledig zicht hebben op zowel de achterliggende kostenontwikkelingen (het proces om tot een nieuwe cao te komen loopt nog) als de compensatie die wij daarvoor van OCW zullen ontvangen. Hierbij is belangrijk om op te merken dat wij aan onze decentrale eenheden hebben gevraagd om de bijstellingen in verband met pensioenpremies of overige sociale lasten per 1 januari 2022 nog niet mee te begroten voor deze CP, in afwachting van de feitelijke compensatie die wij hiervoor van OCW zullen ontvangen en die wij door zullen geven aan de eenheden. De lasten in deze CP zijn dus gebaseerd op het loon- en prijsniveau per ultimo 2021. Door de sterke stijging van de inflatie is ten opzichte van andere jaren, het belang dat naast compensatie voor lonen, ook de stijging van de prijzen in de Rijksbijdrage gecompenseerd wordt, toegenomen.

Voor de jaren 2022 tot en met 2026 hebben wij rekening gehouden met een evenredig aandeel van de VU in de middelen die beschikbaar komen uit de studievoorschotten, conform de meerjarenreeksen die hierover door OCW zijn gecommuniceerd en die als basis zijn gehanteerd voor ons Kwaliteitsplan Onderwijs versie 2.0. Hierbij zijn we er vooralsnog van uitgegaan dat deze gelden zullen worden gecontinueerd na 2024, waarbij wij voor 2025 en 2026 een reservering hebben gemaakt voor de nog te bestemmen middelen intern binnen de VU. De huidige bestedingsplannen op basis van het Kwaliteitsplan Onderwijs VU 2.0 lopen tot en met het begrotingsjaar 2024 en zijn volledig verwerkt in deze CP. Aan de faculteiten hebben wij laten weten dat zij vooralsnog voor 2025 en 2026 kunnen rekenen op een verlenging van de studievoorschotgelden, zodat continuïteit in de plannen en in de achterliggende personeelsaanstellingen kan worden geborgd. Wij vinden het belangrijk nu al zoveel mogelijk deze zekerheid te kunnen bieden, zodat wat nu met veel inspanning wordt opgebouwd als extra investering in de onderwijskwaliteit straks niet verloren hoeft te gaan.

De doorloop van bestaande bezuinigingsreeksen in de OCW-begroting hebben wij volledig verwerkt in deze continuïteitsparagraaf. Waar wij cijfermatig nog geen rekening mee hebben gehouden zijn de volgende onzekerheden c.q. risico’s:

  • in het verleden is door OCW – via een bezuiniging - 2% aan het lumpsum budget voor Onderwijs onttrokken ten behoeve van de financiering van de profileringsplannen van de universiteiten (profileringsbudget). Na afloop van de termijn van deze profileringsplannen zijn deze middelen door OCW weer toegevoegd aan de lumpsum tot en met het begrotingsjaar 2022. Voor de jaren 2023 en verder staan deze gelden ook nog gereserveerd in de OCW-begroting, maar dan op het begrotingsartikel dat oorspronkelijk is bedoeld voor de profileringsplannen van de universiteiten (waarvan de loopduur reeds lang is verstreken). Tot heden heeft OCW nog geen uitsluitsel kunnen geven over hoe deze middelen over de universiteiten zullen worden gealloceerd over de universiteiten. Wij zijn er in deze begroting vanuit gegaan dat deze middelen onderdeel zullen blijven van de lumpsum, net als het geval t/m het begrotingsjaar 2022. Mocht OCW ervoor kiezen om deze middelen vanaf 2023 in te zetten voor andere, meer specifieke bestedingsdoeleinden bij de universiteiten, dan betekent dit de facto een nieuwe bezuiniging op de universiteiten, omdat wij deze middelen nu hard nodig hebben om onze basistaken naar behoren te kunnen uitvoeren;

  • wij hebben nog geen zekerheid van OCW gekregen over de voortzetting van de studievoorschotgelden in de jaren 2025 en verder. Wij gaan er in deze meerjarenbegroting echter vanuit dat deze middelen ook in 2025 beschikbaar zullen blijven, zie de vorige alinea;

  • met verbazing hebben we er kennis van genomen dat in de huidige lange termijn begroting van OCW er rekening mee wordt gehouden dat tegenvallers elders in de begroting (automatisering DUO, kosten OV-kaart) worden verhaald op het budget van de universiteiten. Vanaf 2025 lopen die kortingen geleidelijk op tot bedragen boven de € 300m landelijk. Met de eventuele impact van deze kortingen hebben wij nog geen rekening gehouden in deze continuïteitsparagraaf.

De effecten van ‘Van Rijn’ zijn op instellingsniveau volledig meegenomen in deze CP, maar wij hebben net als in voorgaande jaren geen rekening gehouden met de door de Commissie beoogde interne herverdeling tussen Bèta enerzijds en de overige faculteiten anderzijds, omdat dit voor de overige faculteiten onaanvaardbare budgetkortingen zou opleveren. De Universiteiten van Nederland (UNL) zetten zich in voor een compensatie van de nadelige herverdelingseffecten die door Van Rijn zijn ontstaan, ten minste voor het nadelig effect dat op instellingsniveau is ontstaan. Voor de VU zou dat moeten gaan om een structurele compensatie van minimaal € 2m op jaarbasis. Hiermee is nog geen rekening gehouden in deze continuïteitsparagraaf.

Ten behoeve van de interne budgettering is rekening gehouden met een stijging van het reguliere bedrag dat beschikbaar is voor onderwijs en onderzoek via het interne verdeelmodel van de VU (VUSAM). Het beschikbare bedrag stijgt van € 300,6m in 2022 naar € 319,5m in 2023 en vervolgens verder naar een bedrag van € 331,6m in 2026. Dit is inclusief de hiervoor toegelichte mutaties in verband met marktaandeel en volumegelden en inclusief de effecten van het integrale kostendoorbelastingsmodel van de VU, maar exclusief de toewijzingen uit beleidsmiddelen (incl. de studievoorschotgelden).

Naast de middelen die worden verdeeld via VUSAM zijn er voor onderwijs en onderzoek op centraal niveau beleidsmiddelen beschikbaar om specifieke verbeteringen en vernieuwingen te ondersteunen (voor de periode 2023 – 2026 op ten minste een vergelijkbaar niveau als in de begroting 2022) en is er rekening gehouden met een jaarlijkse risicomarge van € 2,5m.

Ontwikkeling Collegegelden

AANTAL STUDENTEN

REALISATIE

REALISATIE

PROGNOSE

PROGNOSE

PROGNOSE

PROGNOSE

PROGNOSE

PER STUDIEJAAR

2020/2021

2021/2022

2022/2023

2023/2024

2024/2025

2025/2026

2026/2027

Reguliere studenten incl premaster

28.053

29.954

29.909

29.981

30.061

30.061

30.061

Premaster studenten

   

-

   

PPE studenten

268

262

262

268

268

268

268

Amsterdam University College

183

123

123

123

123

123

123

Instellingstarief: niet-EER

988

1.162

1.212

1.262

1.262

1.262

1.262

Instellingtarief verlaagd: niet-EER

97

14

-

-

-

-

-

Instellingstarief: 2e diploma

207

178

182

215

215

215

215

Instellingstarief verlaagd: 2e diploma

25

11

-

-

-

-

-

Totaal

29.821

31.704

31.688

31.849

31.929

31.929

31.929

        

COLLEGELD - TARIEVEN

REALISATIE

REALISATIE

PROGNOSE

PROGNOSE

PROGNOSE

PROGNOSE

PROGNOSE

(bedragen in €)

2020/2021

2021/2022

2022/2023

2023/2024

2024/2025

2025/2026

2026/2027

Wettelijk tarief

2.143

1.084

2.168

2.168

2.168

2.168

2.168

PPE tarief

4.146

3.136

4.220

4.220

4.220

4.220

4.220

AUC tarief

4.435

3.476

4.560

4.560

4.560

4.560

4.560

Instellingstarief regeling Corona

2.143

1.084

-

-

-

-

-

Instellingstarief gem. niet-EER

11.533

10.812

11.896

11.896

11.896

11.896

11.896

instellingstarief gem. 2e diploma

10.027

10.913

11.997

11.997

11.997

11.997

11.997

        

BATEN (GECONSOLIDEERD)

REALISATIE

BEGROTING

RAMING

RAMING

RAMING

RAMING

RAMING

(bedragen in €m)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Wettelijk collegegeld incl PPE, AUC

46,1

36,5

55,0

55,2

55,3

55,3

55,3

Instellingscollegegeld: niet-EER

11,1

12,0

13,6

13,5

13,7

14,2

14,2

Instellingscollegegeld: 2e diploma

1,7

1,7

2,0

2,1

2,2

2,2

2,2

Overige inkomsten

1,6

3,3

2,6

2,7

2,7

2,7

2,7

Joint Degrees

1,1

0,5

1,0

1,0

1,0

1,0

1,0

Totaal college-, cursus- en examengelden

61,7

54,0

74,2

74,6

74,9

75,4

75,4

Voor wat betreft de financiële implicaties van de inschrijvingen bestaat een onderscheid tussen de effecten op de collegegelden en de effecten op Rijksbekostiging. Wijzigingen in omvang en samenstelling werken direct door in de collegegeld-ontvangsten. De Rijksbekostiging heeft een vertragende werking van minstens 2 jaar.

Vanaf 2017/2018 stijgt het aantal ingeschreven studenten aan de VU. De hogere aantallen instroom hebben ook impact op de jaren erna. Aanvullend is in het collegejaar 2021/2022 het aantal studenten inschrijvingen flink gestegen als gevolg van de impact van de coronacrisis. Meer instroom door hogere slagingspercentages VWO, meer doorstroom vanwege het vervallen van het bindend studieadvies en er zijn minder studenten die een tussenjaar nemen. Voor aankomende collegejaren wordt rekening gehouden met een landelijke groei van 1%. Dit is een voorzichtige aanname op basis van de referentieraming van OCW. Vanaf collegejaar 2024/2025 wordt stabilisatie verwacht.

Specifiek aandachtspunt is de internationale instroom, waaronder de niet-EER studenten. Deze instroom laat de laatste jaren, mede als gevolg van Brexit, een stijging zien. In het huidige collegejaar is de stijging coronagerelateerd; de hogere aantallen zijn het gevolg van studenten die moeten herinschrijven omdat de studie vanwege de coronacrisis niet afgerond kon worden in 2020/2021. Voor het aankomende collegejaar wordt ook weer een verdere groei verwacht.

De stijgende inschrijvingen als gevolg van corona zijn niet terug te vinden binnen de 2e diploma studenten. Deze component laat een daling zien ten opzichte van studiejaar 2020/2021. De verwachting is dat dit komende jaren weer zal aantrekken en vanaf studiejaar 2023/2024 zal stabiliseren.

Vanaf studiejaar 2018/2019 betalen eerstejaars studenten die daarvoor in aanmerking komen de helft van het collegegeld. In het kader van NPO wordt in collegejaar 2021/2022 dit tarief nogmaals gehalveerd en betalen zij € 542. De andere studenten die het wettelijk collegegeld betalen krijgen tevens een korting van 50% op het wettelijk collegegeldtarief, zijnde € 1.084, in studiejaar 2021/2022. Dit kortingsbedrag is ook in mindering gebracht op de instellingscollegegeldtarieven voor niet-EER-studenten en 2e diploma studenten.

Het verlies aan collegegeld inkomsten, door de korting op de collegegelden vanuit NPO, wordt gecompenseerd door OCW in de Rijksbijdrage. Dit heeft een financieel effect op 2021 en 2022. De effecten hiervan zijn verwerkt in bovenstaande tabellen.

Ontwikkeling baten werk voor derden

BATEN WERK DERDEN (GECONSOLIDEERD)

REALISATIE

BEGROTING

RAMING

RAMING

RAMING

RAMING

(bedragen in €m)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Baten werk voor derden

89,9

86,7

85,0

85,7

87,2

88,6

Totaal

89,9

86,7

85,0

85,7

87,2

88,6

Ten aanzien van de baten werk voor derden (tweede en derde geldstroom) komt de meerjarenraming in de CP voor de periode 2023 tot en met 2026 uit op een gemiddelde jaaromzet van € 86,6m. Dit is lager dan in 2021 werd gerealiseerd (€ 91,6m).

Binnen de faculteiten en SOZ bestaat de neiging om deze baten en de daarmee samenhangende lasten, gezien de onzekerheden, voorzichtig te begroten.

De geraamde baten bestaan gemiddeld voor ca. 25% uit derde geldstroom onderwijs (Postgraduate e.d.), 35% tweede geldstroom onderzoek en 40% derde geldstroom onderzoek.

Ontwikkeling overige baten

OVERIGE BATEN (GECONSOLIDEERD)

REALISATIE

BEGROTING

RAMING

RAMING

RAMING

RAMING

(bedragen in €m)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Overige baten

56,6

60,4

61,0

57,6

58,3

57,4

Totaal

56,6

60,4

61,0

57,6

58,3

57,4

De overige baten bestaan uit een breed scala van doorberekeningen en opbrengsten die meestal geen primaire onderwijs- of onderzoeksprestaties betreffen. De geraamde baten laten een relatief constante lijn zien. Ook voor de overige baten geldt dat de faculteiten en diensten deze meestal voorzichtig begroten. Zo worden in sommige gevallen huurbaten van nog te verlengen contracten niet volledig in de meerjarenbegroting opgenomen waardoor de ontwikkeling van de overige baten bij FCO over de jaren 2023-2026 een licht dalend karakter heeft.