Ontwikkeling personele lasten en fte’s
PERSONELE LASTEN (GECONSOLIDEERD) | REALISATIE | BEGROTING | RAMING | RAMING | RAMING | RAMING |
(bedragen in €m) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
Totale personele lasten Stichting VU geconsolideerd | 410 | 434 | 434 | 445 | 450 | 450 |
AF: lasten Vumc | -54 | -51 | -50 | -51 | -52 | -52 |
AF: lasten AUC | -5 | -5 | -5 | -5 | -5 | -5 |
AF: lasten Overige verbonden partijen (VU Holding) | -3 | -2 | -3 | -3 | -3 | -3 |
Personeelslasten VU excl. Vumc, AUC, VU Holding | 348 | 376 | 376 | 386 | 390 | 391 |
Waarvan: | ||||||
Personeel niet in loondienst | 18 | 16 | 15 | 15 | 15 | 14 |
Overige personele lasten | 7 | 13 | 11 | 12 | 13 | 13 |
Formatiebudgetten | 322 | 347 | 351 | 360 | 362 | 363 |
Totaal personeelslasten VU excl. Vumc, AUC, VU Holding | 347 | 376 | 376 | 386 | 390 | 390 |
Formatiebudgetten | ||||||
Formatiebudgetten bij faculteiten en diensten | 322 | 347 | 351 | 360 | 362 | 363 |
Nog toe voegen uit toe te wijzen reserveringen | 0 | 4 | 4 | 4 | 6 | 6 |
Totaal formatiebudgetten | 322 | 351 | 355 | 364 | 368 | 369 |
FORMATIE PERSONEEL (GECONSOLIDEERD) | REALISATIE | BEGROTING | RAMING | RAMING | RAMING | RAMING |
(FTE aantallen) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
Formatie bij faculteiten en diensten | 4.111 | 4.182 | 4.279 | 4.394 | 4.438 | 4.463 |
Nog toe voegen uit toe te wijzen reserveringen | 48 | 51 | 51 | 68 | 76 | |
Totaal formatie | 4.111 | 4.230 | 4.330 | 4.445 | 4.506 | 4.539 |
Waarvan: | ||||||
WP | 2.467 | 2.509 | 2.567 | 2.665 | 2.710 | 2.735 |
OBP | 1.644 | 1.721 | 1.763 | 1.781 | 1.796 | 1.804 |
Totaal formatie* | 4.111 | 4.230 | 4.330 | 4.446 | 4.506 | 4.539 |
*Waarvan Bestuur/Management/Leidinggevend | 557 | 573 | 587 | 602 | 611 | 615 |
Percentage WP | 60% | 59% | 59% | 60% | 60% | 60% |
Percentage OBP | 40% | 41% | 41% | 40% | 40% | 40% |
Waarvan: | ||||||
WP | 2.467 | 2.509 | 2.567 | 2.665 | 2.710 | 2.735 |
OBP | 1.644 | 1.721 | 1.763 | 1.781 | 1.796 | 1.804 |
Totaal formatie | 4.111 | 4.230 | 4.330 | 4.446 | 4.506 | 4.539 |
GEMIDDELDE LASTEN PER FORMATIEPLAATS | REALISATIE | BEGROTING | RAMING | RAMING | RAMING | RAMING |
(bedragen x €k) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
Gemiddelde kosten per formatieplaats (in k€) | 78 | 83 | 82 | 82 | 82 | 81 |
In de meerjarenraming nemen de kosten van ingehuurd personeel verder af tot een stabiel niveau van circa € 15m. In 2021 is er sprake van extra projectmatige inhuur (onder meer in verband met het MARS-project ter vervanging van de bestaande ERP systemen van de VU).
Verwacht wordt dat de gemiddelde kosten per formatieplaats na 2023 heel licht zullen dalen. Met eventuele toekomstige verhogingen van cao en sociale lasten vanaf 2022 is nog geen rekening gehouden. Hiervoor zal in de Rijksbijdrage een compensatie worden ontvangen, maar het risico bestaat dat deze niet volledig kostendekkend zal zijn.
Ontwikkeling huisvestings- en afschrijvingslasten
LASTEN (GECONSOLIDEERD) | REALISATIE | BEGROTING | RAMING | RAMING | RAMING | RAMING |
(bedragen in €m) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
Afschrijvingslasten | 47,4 | 57,2 | 58,2 | 64,6 | 66,2 | 66,6 |
Huisvestingslasten | 43,6 | 37,2 | 36,9 | 38,2 | 37,8 | 36,2 |
Totaal | 91,0 | 94,4 | 95,2 | 102,9 | 104,1 | 102,8 |
De afschrijvingen nemen toe van € 58,2 in 2023 naar € 66,6m in 2026. Hiervan komt respectievelijk € 39,0m en € 47,2m voor rekening van huisvesting. Dit is conform de laatste planning van de campusinvesteringen (in het bijzonder het Onderzoeksgebouw op de Schoolwerktuinen). De afschrijvingen van de andere eenheden blijven nagenoeg gelijk.
De huisvestingslasten blijven nagenoeg constant in de periode 2023-2026. Hierbinnen nemen de energielasten licht af tussen 2022 en 2026 (NB: de turbulentie op de energiemarkten op moment van schrijven is hierin niet verwerkt).
De overige huisvestingskosten, met name die voor beveiliging, nemen beperkt toe.
Ontwikkeling overige lasten
OVERIGE LASTEN (GECONSOLIDEERD) | REALISATIE | BEGROTING | RAMING | RAMING | RAMING | RAMING |
(bedragen in €m) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
Overige lasten | 110,5 | 120,8 | 110,9 | 100,9 | 104,6 | 110,4 |
Totaal | 110,5 | 120,8 | 110,9 | 100,9 | 104,6 | 110,4 |
De overige lasten bestaan uit een grote diversiteit aan kosten, buiten de sfeer van de personeelslasten, afschrijvingskosten en huisvestingslasten. Daarnaast wordt de overige lasten categorie binnen de VU gebruikt om eventueel te anticiperen op financiële ontwikkelingen die nog niet binnen de decentrale eenheden (kunnen) worden verwerkt. Buiten deze bijzondere posten laten de overige lasten een zeer constante ontwikkeling zien over de jaren 2022 tot 2026.
Ontwikkeling financiële baten en lasten
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN (GECONSOLIDEERD) | REALISATIE | BEGROTING | RAMING | RAMING | RAMING | RAMING |
(bedragen in €m) | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 |
Saldo financiële baten en lasten | -8,9 | -9,2 | -6,0 | -12,4 | -14,0 | -12,6 |
Totaal | -8,9 | -9,2 | -6,0 | -12,4 | -14,0 | -12,6 |
De financieringslasten nemen toe van € 9,2m in 2022 tot € 12,6m in 2026. Dit houdt verband met de investeringen in huisvesting (met name het Onderzoek gebouw op de Schoolwerktuinen). Het renterisico is afgedekt door middel van rentederivaten. Na 2023 wordt er vrijwel geen bouwrente meer geactiveerd; dit betekent een negatief effect op het resultaat.
Ontwikkeling convenanten
Convenanten banken
In onderstaand overzicht zijn de financiële convenanten (ratio’s) weergegeven zoals die in de financieringsovereenkomsten met de banken zijn opgenomen. Uitgangspunt voor de berekening van de toekomstige ratio’s is de meerjarenbegroting.
-
Solvabiliteit I
-
Loan to value
-
Debt service coverage ratio (DSCR)
De ratio’s blijven in de periode 2021-2026 binnen de met de banken afgesproken convenanten.
Signaleringsgrenzen onderwijsinspectie
In onderstaand overzicht zijn de door de onderwijsinspectie obligatoire en facultatieve financiële signaleringsgrenzen die de onderwijsinspectie hanteert weergegeven:
Verplicht:
-
Solvabiliteit II
-
Current ratio
-
Eigen vermogen / normatief eigen vermogen
-
(Absolute omvang liquide middelen)
Facultatief:
-
Rentabiliteit
-
Huisvesting
-
Weerstandsvermogen
Verplichte signaalwaarden:
De solvabiliteitsratio II blijft in de periode 2021-2026 ruim boven de gestelde signaleringsgrens.
De current ratio bevindt zich in 2021 met 0,72 onder de nieuwe signaleringsgrens van 0,75 maar ruim boven de oude waarde van 0,50 die door de VU gehanteerd wordt.
Het meerjaren perspectief voor de current ratio laat zien dat de VU onder de aangepaste signaalwaarde van 0,75 eindigt, ook wanneer in de berekening van de current ratio de huidige gecommitteerde rekening courant faciliteit wordt meegenomen. Het bestaande beleid dat de VU hanteert op financieel gebied is aantoonbaar passend, consistent en betrouwbaar, iets wat onderschreven wordt door haar externe stakeholders waaronder de onderwijsinspectie. De VU kiest er dan ook voor gekozen het huidige beleid continueren en gaat uit van de oude signaleringsgrens van 0,50. Daarmee zie de VU af van maatregelen om de ratio op een niveau richting de nieuwe signaleringsgrens van 0,75 te brengen zoals verhogen van het resultaat of aantrekken van extra bancaire financiering. Deze keuze is onder meer gemaakt omdat dergelijke maatregelen ten koste gaan van beschikbare gelden voor het primair proces. Daarnaast is een hoger eigen vermogen zowel bedrijfseconomisch als maatschappelijk niet wenselijk en niet in lijn met het beleid van OCW ten aanzien van de vermogensontwikkeling bij universiteiten.
De verwachting is dat deze ratio als gevolg van een lager dan verwacht resultaat en de geplande (aanvullende) investeringen komend jaar zal afnemen naar een niveau rond de 0,50. De VU is voornemens om vanwege deze zelfde redenen dit beleid ook in de komende jaren te handhaven en deze afwijking ten opzichte van deze signaleringsgrens jaarlijks toe te lichten.
De VU voldoet ruimschoots aan de absolute liquiditeit eis van de onderwijsinspectie van minimaal € 2m. De VU beschikt, naast een passende liquiditeitsbuffer, over een gecommitteerde rekeningcourant faciliteit van € 40m en afdoende externe financiering waardoor er de komende jaren voldoende liquiditeitsruimte is.
Het normatief eigen vermogen (EV) geeft de verhouding weer van het zogenaamde normatieve EV ten opzichte van het EV. De ratio is door de onderwijsinspectie ingesteld om het opbouwen van tegoeden te monitoren en waar nodig bij te sturen. De VU blijft ruimschoots onder de grens van 1,0, De lichte daling in 2022 wordt veroorzaakt door afname van het EV door het verwachte negatieve resultaat in 2022. Het verloop over de periode daarna is vrij stabiel.
Facultatieve signaalwaarden:
Het weerstandsvermogen blijft in de periode 2021-2026 ruim boven de gestelde signaleringsgrens.
Door een negatief geprognotiseerd resultaat is de rentabiliteit op het eigen vermogen negatief in 2022. In de periode 2023-2026 beweegt de rentabiliteit door het wisselend resultaat zich rond de 1,5%. Zoals aangegeven in de tabel in paragraaf 4.4 vindt signalering pas plaats wanneer de ratio meer dan 3 jaar onder nul of laatste 2 jaar < -5% of laatste jaar < -10%. Dit is niet van toepassing.
De huisvestingsratio van de onderwijsinspectie is vrij stabiel en stijgt aan het eind van de periode licht door stijgende afschrijvingen. De lichte daling in 2022-23 komt door verschuiving van investeringen en daarmee gepaard gaande afschrijvingen
Investeringen en huisvestingsbeleid
In 2011 heeft de VU een masterplan opgesteld voor een campusinvesteringsprogramma van in totaal circa € 450m over de periode 2012-2023. Voor dit programma, dat stap voor stap in uitvoering wordt genomen en waar nodig tussentijds bijgestuurd, geldt als stelregel minder totaal ruimtegebruik, en het delen van ruimten en voorzieningen. Deze uitgangspunten dragen bij aan efficiënt ruimtegebruik en beheersing van de kostenstijging, die onlosmakelijk is verbonden met een vernieuwing van een verouderde campus.
De VU heeft voor de eerste fase van het programma een financieringsarrangement met de Europese InvesteringsBank (EIB) afgesloten van € 230m waarvan € 207m is benut. De benodigde investeringen in de eerste fase van het programma zijn voor 50% uit eigen middelen van de VU betaald en 50% met vreemd vermogen. De eerste fase is in 2021 officieel afgesloten met de oplevering van het NU gebouw.
Eind 2017 is voor de investeringen in nieuwbouw Onderzoeksgebouw VU Schoolwerktuinen (SWT) en de benodigde investeringen in de energiecentrale (CCE), als onderdeel van de tweede fase van het campusinvesteringsprogramma, een financieringsarrangement van € 140m afgesloten bij respectievelijk de BNG en de EIB. Hiernaast is bij deze banken in 2020 een uitbreiding van de bestaande financiering gerealiseerd van totaal € 35m. De initiële investeringen worden volledig gefinancierd met vreemd vermogen. Hierdoor is er voldoende ruimte om de overige investeringen van de tweede fase van het campusinvesteringsprogramma uit eigen middelen te financieren. Dit betreft onder meer aanvullende investeringen die het gevolg zijn van eerder gemaakte strategische keuzes over onder meer facilitering van samenwerking met derden, modernisering IT voorzieningen, de energietransitie en (niet gebouw gebonden) kosten bij de transitie naar het Onderzoeksgebouw VU.
De overige investeringen bestaan verder uit investeringen in onderzoeksinfrastructuur (met name bij faculteiten), kwaliteitsverbetering onderwijs en onderzoek (bij de diensten) en vervangings- en uitbreidingsinvesteringen in IT faciliteiten die voor een belangrijk deel samenhangen met de (ver)nieuwbouw en het optimaliseren van de veiligheid.
De VU heeft een meerjareninvesteringsbegroting waarin voldoende beslisruimte en flexibiliteit aanwezig is. De investeringen kennen verschillende fasen en duidelijke ‘go/no go’-en ‘on hold’-momenten. Er zijn geen verplichtingen aangegaan, die een kettingreactie van investeringsverplichtingen veroorzaken voor de komende jaren. Per casus wordt door een investeringscommissie kritisch gekeken naar nut, noodzaak, rendement, omvang en timing. Op basis van de beschikbaarheid van middelen en de strategie wordt het uiteindelijke besluit genomen om projecten in uitvoering te nemen.
In onderstaande tabel is de actuele meerjareninvesteringsbegroting opgenomen:
Meerjareninvesteringen VU | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | 2031 |
(bedragen in €m) | ||||||||||
FCO | 109,1 | 60,2 | 37,5 | 37,6 | 31,4 | 47,3 | 43,0 | 71,7 | 61,9 | 53,3 |
IT | 27,1 | 9,2 | 10,5 | 12,6 | 12,0 | - | - | - | - | - |
Faculteiten | 6,5 | 9,6 | 8,1 | 5,5 | 2,6 | - | - | - | - | - |
Diensten ov | 3,7 | 1,3 | 0,6 | 0,6 | 0,6 | - | - | - | - | - |
Totaal investeringen VU | 146,4 | 80,3 | 56,7 | 56,4 | 46,7 | 47,3 | 43,0 | 71,7 | 61,9 | 53,3 |
Het risico beheersings- en controlesysteem binnen de VU
Risicomanagement is bij de VU een belangrijk bestuurlijk aandachtspunt en een expliciet onderdeel van de bestuurlijke dialoog en van de planning en control cyclus. In hoofdstuk 7 van dit jaarverslag wordt hierop uitvoerig ingegaan. In de continuïteitsparagraaf worden de belangrijkste elementen weergegeven. De VU ziet risico’s niet als zaken die altijd vermeden moeten worden, maar ziet risicomanagement als een belangrijk onderdeel van het op een beheerste en weloverwogen manier van realiseren van doelen.
Het risicoraamwerk van de VU kent de volgende dimensies:
-
Risicobereidheid (‘Risk Appetite’): De mate waarin de VU bereid is risico’s te lopen bij de realisatie van haar doelstellingen wordt jaarlijks geëxpliciteerd in het risicohoofdstuk van het bestuursverslag en verschilt per doelstelling, onderwerp en per risicocategorie.
-
Cultuur en gedrag: Het scheppen van een cultuur waarin verantwoordelijkheid wordt genomen, waarin men elkaar vertrouwt en waarin men elkaar aanspreekt.
-
Strategische doelen: De VU ziet een risico als een gebeurtenis die het behalen van doelen in de weg kan staan. Heldere doelen staan daarmee aan de basis van risicobeheersing. De doelen van de VU staan verwoord in het instellingsplan, en daarop gebaseerde jaarplannen.
-
Borging risicodialoog: Het benoemen en bespreken van risico’s in relatie tot de doelen en prestaties en de beheersing is een vast onderdeel van de periodieke bestuurlijke overleggen met de faculteiten en diensten van de VU.
-
Processen en procedures: Het risicomanagement wordt verder geborgd door activiteiten op het gebied van control en audit. In de jaarplannen van de eenheden zijn risicoparagrafen opgenomen, die in het verdere verloop van de planning en control cyclus worden gevolgd met betrekking tot ontwikkeling en beheersing van risico’s.
Hoofdindeling van risico’s
De VU rubriceert de risico’s naar drie hoofdgroepen:
-
Strategische risico’s, met betrekking tot het behalen van strategische doelen
-
Vermijdbare risico’s, met betrekking tot continuïteit en kwaliteit van de eigen processen
-
Externe risico’s, met oorzaken van buiten af
Elke risicogroep vraagt om een eigen benadering. In de praktijk komen ook risico’s voor op de grensvlakken binnen deze hoofdindeling.
Belangrijkste specifieke risico’s
In hoofdstuk 7 en bijlage 6 zijn deze risico’s nader omschreven en worden per risico ook de risico-mitigerende maatregelen genoemd.
- 1 VUSAM (VU Sturings- en Allocatiemodel) is het interne bekostigingsmodel van de VU
- 2 Na aftrek van het budgetevenredige aandeel voor Geneeskunde, Tandheelkunde en AUC, die buiten het VUSAM om deze middelen krijgen toegewezen.