Continuïteitsparagraaf
Algemeen
In deze paragraaf wordt conform de Regeling jaarverslaggeving Onderwijs (RJO) inzicht gegeven in het verwachte exploitatieresultaat in de komen de jaren (2025-2029) en de ontwikkeling van de vermogenspositie. De gegevens zijn, tenzij anders vermeld, gebaseerd op het Jaarplan VU 2025. De in deze continuïteitsparagraaf (CP) opgenomen cijfers betreffen de geconsolideerde cijfers van de Stichting VU (inclusief de VU Holding BV). Het Jaarplan is mede gebaseerd op de jaarplannen van de faculteiten en diensten, en geeft aan hoe de inhoudelijke ambities op basis van de VU-strategie zullen worden gerealiseerd binnen het beschikbare financiële meerjarenkader. De jaarplannen van de faculteiten en diensten zijn besproken in de ronde bestuurlijke overleggen van najaar 2024.
Strategie VU 2020-2026
In de CP wordt uitgegaan van het Instellingsplan Strategie VU 2020-2026 'Kennispartner voor het leven'. Daarbij worden de vier multidisciplinaire profielthema’s voortgezet. De profielthema’s geven inhoudelijk vorm aan de missie en hebben betrekking op onderwijs, onderzoek en valorisatie.
Deze profielthema’s zijn:
-
Human Health & Life Sciences
-
Governance for Society
-
Science for Sustainability
-
Connected World.
Voor een uitgebreide beschrijving van de strategie, van de profielthema’s, de daarbij geformuleerde doelstellingen en de prioriteiten voor onderwijs, onderzoek en valorisatie wordt verwezen naar hoofdstukken 1 tot en met 4 van dit jaarverslag.
Meerjarenperspectief 2025-2029
In de meerjarenbegroting van de VU is rekening gehouden met een financiële bijsturing die oploopt tot bijna € 60m in 2028. Deze financiële bijsturing is noodzakelijk om de VU ook op langere termijn financieel gezond te houden. Aanleiding voor de financiële bijsturing zijn de lager geraamde inkomsten uit de rijksbijdrage en collegegelden in verband stagnerende studentenaantallen en de overheidsmaatregelen op basis van het Regeerakkoord van het kabinet Schoof 1. De financiële bijsturing van de VU is er op gericht om het huidige tekort op de begroting om te buigen naar een licht positief begrotingsresultaat. In de Kadernota 2025 is daarbij rekening gehouden met een ombuiging richting een sluitende begroting in 2026 en voor de jaren daarna een exploitatieresultaat van ca. € 10m per jaar, ofwel ruim 1% van de VU-begroting.
Op basis van het Jaarplan 2025, waarin verwerkt de plannen en begroting van de decentrale eenheden is dit als volgt bijgesteld:
Uitgangspunt voor de financiële bijsturing is een zorgvuldig proces, waarbij wordt gezocht naar een goede balans tussen enerzijds inkomstenverhogende maatregelen en anderzijds kostenbesparende maatregelen, waarbij de kwaliteit van onderwijs en onderzoek gewaarborgd moet blijven. Het uitwerken van deze bijsturing vraagt meer tijd dan is aangenomen in de Kadernota 2025 en daarom accepteert de VU tijdelijk een groter tekort op de begroting. Voor 2025 was in 2025 een resultaat opgenomen van € 22,3m negatief. In de prognose ten tijden van het opstellen van de jaarrekening komt dit resultaat uit op € 19,8m negatief. In de jaren daarna zal dit tekort geleidelijk worden ingelopen en worden omgebogen naar een verwacht positief resultaat van € 5,1 miljoen in 2028 en € 7,3 miljoen in 2029. Met deze meerjarenbegroting blijft de VU binnen de belangrijkste signaleringsgrenzen van zowel de Onderwijsinspectie als het convenant met de banken. Hierbij is ook rekening gehouden met het meevallende begrotingsresultaat over 2024, dat enige ruimte geeft in de financiële ratio’s van de VU.
In deze meerjarencijfers is op basis van de beschikbare informatie rekening gehouden met de effecten van het Regeerakkoord Schoof 1. In de hierna volgende toelichting op de rijksbijdrage en collegegelden wordt aangegeven op welke manier hier rekening mee is gehouden.
Het blijft van onverminderd belang dat de totale financiële bijsturing wordt gerealiseerd. Er is nu tijdelijk ruimte gemaakt voor uitstel waar dat nodig is, maar de ontwikkeling van de meerjarenbegroting laat geen ruimte voor afstel van de maatregelen. Waar mogelijk is in de meerjarenbegroting geanticipeerd op de impact van de maatregelen uit het Regeerakkoord, waarbij er nog steeds onzekerheid bestaat over de exacte omvang van de maatregelen en de condities die aan deze maatregelen zijn verbonden. Op basis van de verdere uitwerking van het Regeerakkoord zal een vertaling worden gemaakt naar de impact op de verschillende organisatieonderdelen, en daarbij zullen waar nodig aanvullende maatregelen worden getroffen. Een inherente onzekerheid betreft bijvoorbeeld de impact van de Wet Internationalisering in Balans; de impact op de beschikbare rijksbijdrage valt op basis van de huidige informatie redelijk te voorspellen, maar de impact op de studentenaantallen van de VU en per faculteit is op dit moment nog niet goed in te schatten. Het blijft van groot belang om deze ontwikkelingen nauwgezet te blijven volgen. Daaronder valt ook de ontwikkeling van het aantal studenten en de impact daarvan op de Referentieraming en het marktaandeel van de VU. Andere ontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen en de daarvoor beschikbare compensatie worden In het kader van deze ontwikkelingen worden ook de plannen voor investeringen in ons vastgoed steeds meegenomen en opnieuw beoordeeld
Bijsturing
Financiële bijsturing
In 2024 een werkgroep (de kerngroep Bijsturing 2025 e.v.) tussen januari en april gewerkt aan het inzichtelijk maken van de omvang van de bijsturingsopdracht en het concreet maken van een set mogelijke maatregelen die bijdragen aan het besluit van het CvB hoe invulling gegeven gaat worden aan de financiële bijsturing van de VU voor de periode 2025 – 2028.
Bijsturingsmaatregelen
De bijsturingsopdracht is in 2024 door de diensten uitgewerkt in een ‘kerntakenanalyse’ waarbij per dienst en per kerntaak is aangegeven hoe via het versoberen, efficiënter maken of stoppen met de dienstverlening een bijdrage aan de bijsturing wordt gegeven. De kerntakenanalyse resulteerde in een CvB besluit en een meerjarige financiële taakstelling per dienst. Deze taakstelling is onderdeel van de begrotingsinstructies (kaderbrief 2025) en is door de diensten meegenomen in hun meerjarenbegroting. Diensten en faculteiten stemmen onderling af over de effecten van maatregelen over en weer.
De mogelijke bijsturingsmaatregelen die in de ‘Eindrapportage Kerngroep Bijsturing 2025 e.v.’ voor de faculteiten zijn benoemd, volgen voor een groot deel uit de door de faculteiten gemaakte onderwijsportfolio analyse. Het doorvoeren van wijzigingen in het opleidingsaanbod moeten zorgvuldig worden genomen en in een aantal gevallen in samenspraak met de decentrale medezeggenschap verlopen. Daarnaast geldt dat het financiële resultaat van rationalisatie in het onderwijs pas na enige jaren effect hebben. Ook maatregelen op het gebied van onderzoek kennen een lange doorlooptijd. Faculteiten hebben daarom hun kosten aangepast vooruitlopend op de te nemen maatregelen. Inmiddels (voorjaar 2025) krijgen plannen concreet vorm.
Afstemming, communicatie en organisatie
Om het proces binnen de VU-organisatie goed te laten verlopen is een zogeheten programmaorganisatie Bijsturing ingesteld, aangestuurd door een programmadirecteur, die direct aan het CvB verantwoording aflegt.
De aanpak – met een centrale lijn met een decentrale invulling – is door deze programmaorganisatie Bijsturing ontwikkeld. Via VU-brede gremia worden inzichten en best practices over bijsturingsmaatregelen gedeeld. Ook monitoring van effecten van maatregelen over en weer vindt hier plaats.
Communicatie over de bijsturing vindt plaats op verschillende niveaus. Het College van Bestuur is in overleg met de Ondernemingsraad (OR) over de bijsturingsplannen. We informeren alle medewerkers over de ontwikkelingen die iedereen aangaan. Alle VU-brede en ook faculteit- of dienstspecifieke informatie is beschikbaar gemaakt via VU.nl.
Tussen de VU en de vakorganisaties is overeenstemming bereikt over de inhoud van een Sociaal Plan met een looptijd van drie jaar. Hierin staan de rechten en plichten voor medewerkers die door de bijsturing worden getroffen. We zetten in op het zo veel mogelijk voorkomen van gedwongen ontslagen, door herplaatsing, scholingsmogelijkheden en (vrijwillige) mobiliteit.
Meerjarenbegroting en -balans 2025-2029
Staat van baten en lasten (geconsolideerd) |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
BATEN |
|||||||
Rijksbijdrage |
532,0 |
523,3 |
531,8 |
526,7 |
516,8 |
509,5 |
501,8 |
Overige overheidsbijdragen en subsidies |
2,2 |
3,3 |
3,4 |
3,4 |
3,4 |
3,4 |
3,4 |
College-, cursus- en/of examengelden |
90,3 |
88,1 |
95,1 |
97,7 |
97,6 |
98,3 |
97,4 |
Baten werk voor derden |
104,9 |
100,5 |
97,8 |
100,5 |
103,7 |
105,8 |
106,7 |
Overige baten |
68,7 |
73,8 |
67,6 |
69,9 |
70,7 |
71,8 |
72,6 |
Totaal Baten |
798,1 |
788,9 |
795,7 |
798,1 |
792,3 |
788,8 |
782,0 |
LASTEN |
|||||||
Personele lasten |
554,0 |
529,7 |
550,0 |
539,8 |
534,6 |
522,6 |
515,0 |
Afschrijvingslasten |
53,3 |
58,7 |
64,6 |
67,2 |
67,4 |
68,3 |
68,2 |
Huisvestingslasten |
58,7 |
60,0 |
50,0 |
49,4 |
47,7 |
47,9 |
48,8 |
Overige Lasten |
135,7 |
142,4 |
142,6 |
142,6 |
140,5 |
133,0 |
130,9 |
Totaal Lasten |
801,7 |
790,8 |
807,2 |
799,1 |
790,1 |
771,9 |
762,9 |
Saldo baten en lasten |
-3,6 |
-1,9 |
-11,5 |
-1,0 |
2,2 |
16,9 |
19,1 |
Financiële baten en lasten |
-4,4 |
-8,2 |
-10,8 |
-14,2 |
-13,5 |
-11,8 |
-11,6 |
Bijzondere posten en posities |
- |
- |
- |
- |
- |
||
Resultaat deelnemingen |
1,0 |
-0,1 |
-0,1 |
-0,1 |
-0,1 |
-0,1 |
-0,1 |
Bij: budgettaakstelling |
- |
2,5 |
- |
- |
- |
- |
|
Extracomptabele correcties |
3,1 |
||||||
Exploitatieresultaat |
-7,0 |
-7,1 |
-19,8 |
-15,3 |
-11,3 |
5,0 |
7,4 |
Balans (geconsolideerd) |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
ACTIVA |
|||||||
Vaste activa |
|||||||
Immateriële vaste activa |
21,4 |
23,0 |
18,5 |
14,5 |
10,2 |
9,4 |
|
Materiële vaste activa |
759,0 |
786,0 |
798,7 |
808,8 |
780,0 |
801,0 |
|
Financiele vaste activa |
7,6 |
7,6 |
7,6 |
7,6 |
7,6 |
7,6 |
|
Totaal vaste activa |
788,1 |
816,6 |
824,8 |
830,9 |
797,8 |
818,0 |
|
Vlottende activa |
|||||||
Voorraden |
0,7 |
0,7 |
0,7 |
0,7 |
0,7 |
0,7 |
|
Vorderingen |
59,7 |
59,7 |
59,8 |
59,8 |
59,8 |
59,8 |
|
Liquide middelen |
206,4 |
173,8 |
118,6 |
65,8 |
72,6 |
68,2 |
|
Totaal vlottende activa |
266,9 |
234,3 |
179,1 |
126,3 |
133,1 |
128,6 |
|
Totaal activa |
1.055,0 |
1.050,9 |
1.003,9 |
957,2 |
930,9 |
946,6 |
|
PASSIVA |
|||||||
Eigen vermogen |
|||||||
Algemene reserve |
327,8 |
306,4 |
297,4 |
289,9 |
299,1 |
307,3 |
|
Bestemmingsreserve sectorgelden |
1,6 |
1,6 |
- |
- |
- |
- |
|
Private bestemmingsreserve |
1,8 |
1,8 |
1,8 |
1,8 |
1,8 |
1,8 |
|
Private bestemmingsfonds |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
0,3 |
|
Wettelijke reserve ontwikkeling software |
19,4 |
21,0 |
16,5 |
12,5 |
8,2 |
7,4 |
|
Totaal eigen vermogen |
350,9 |
331,1 |
315,9 |
304,5 |
309,5 |
316,9 |
|
Voorzieningen |
45,3 |
41,0 |
36,7 |
35,1 |
34,6 |
33,7 |
|
Langlopende schulden |
287,5 |
307,5 |
280,0 |
246,3 |
215,5 |
184,7 |
|
Kortlopende schulden |
371,3 |
371,3 |
371,3 |
371,3 |
371,3 |
411,3 |
|
Totaal passiva |
1.055,0 |
1.050,9 |
1.003,9 |
957,2 |
930,9 |
946,6 |
In bovenstaande tabel zijn de inhoudelijke ambities en ontwikkelingen vertaald in de door de VU verwachte financiële ontwikkeling van de baten, lasten en de balans voor de periode 2025-2029. In de navolgende paragrafen worden het financiële beleid en de ontwikkelingen van de baten, lasten, investeringen en ratio’s voor de komende jaren besproken.
Ontwikkeling Rijksbijdrage
De ontwikkeling van de rijksbijdrage VU conform het Jaarplan VU 2025 wordt als basis gehanteerd voor in de continuïteitsparagraaf.
In het Jaarplan 2025 zijn we voor 2025 uitgegaan van een verwachte rijksbijdrage van € 525,6m,[1] waarvan € 519,3m direct te ontvangen via OCW en € 6,3m via de UvA (verrekening VU-aandeel in ACTA en AUC). In het direct van OCW te ontvangen bedrag is naast de rijksbijdrage VU volgens de 1e begrotingsbrief 2025 ad € 510,3m rekening gehouden met een voorschot op de loonruimte 2025 van € 9m ter dekking van de lasten op de lopende cao tot 1 juli 2025.
In het Jaarplan 2025 is rekening gehouden met de volgende ontwikkelingen uit het Regeerakkoord:
-
Het schrappen van de starters- en stimuleringsbeurzen met ingang van 2025 heeft qua directe financiële gevolgen een beperkte impact, omdat de faculteiten in beperkte mate financiële verplichtingen zijn aangegaan ten laste van de middelen voor 2025 en verder. Wel valt de dekking voor overhead uit de beurzen weg waar wij eerder in de meerjarenbegroting rekening mee hebben gehouden. Dit veroorzaakt een tekort op de lopende begroting.
-
De middelen voor werkdruk en talentbeleid worden apart gehouden in afwachting van nadere besluitvorming over de OCW-begroting 2025. Over de inzet van deze middelen, inclusief de eventuele aanvullingen op basis van de amendementen op de OCW-begroting 2025, zal in de eerste helft van 2025 een beslissing worden genomen, in het licht van de totale ontwikkeling van de meerjarenbegroting VU, inclusief de lopende financiële bijsturing.
-
Voor de maatregelen om de instroom van internationale studenten is op de OCW-begroting vanaf 2026 een forse bezuiniging ingeboekt. In het Jaarplan VU 2025 is rekening gehouden met deze bezuiniging (die voor de VU oploopt tot bijna € 16m in 2029) en is tevens een update gemaakt van de scenario’s Wet Internationalisering in Balans (WIB). In die scenario's houden wij naast de impact op de rijksbijdrage ook rekening met de impact op de collegegelden. In de WIB-scenario’s zijn ook aannames verwerkt over de gevolgen van de Toets Anderstalig Onderwijs (TAO). In die aannames zit nog een grote mate van onzekerheid, omdat nog geen goede inschatting valt te maken hoe deze toets zal uitpakken voor de VU-opleidingen én de opleidingen bij andere universiteiten.
-
De maatregelen inzake langstudeerders hebben wij in het Jaarplan 2025 op p.m. gezet, omdat er bij het opstellen van het Jaarplan 2025 teveel onzekerheid was om hier budgettair rekening mee te houden. Inmiddels is duidelijk geworden dat deze maatregelen niet zullen worden doorgezet door het kabinet.
-
De overige maatregelen hebben onder andere betrekking op een aangekondigde korting op subsidies voor ontwikkelingssamenwerking, op het effect van de hogere BTW op boeken vanaf 2026 en op een aantal herverdelingen tussen instellingen. Inmiddels is duidelijk geworden dat de BTW-maatregel op de boeken waarschijnlijk niet zal worden doorgezet.
Ontwikkeling Collegegelden
Meerjarenbegroting Collegegelden |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Collegegelden |
95,1 |
97,7 |
97,7 |
98,3 |
97,4 |
Totaal Jaarplan 2025 |
95,1 |
97,7 |
97,7 |
98,3 |
97,4 |
Bovenstaande cijfermatige weergave van de baten uit collegegelden is ontleend aan het Jaarplan 2025. In de paragrafen hieronder wordt tekstueel aangegeven welke ontwikkelingen de VU verwacht ten opzichte van deze meerjarenopstelling.
Inschrijvingen
Ten tijde van het VU jaarplan 2025 was de verwachting dat het aantal Nederlandse studenten dat wettelijk collegegeld betaalt licht zal dalen in de periode 2025 -2028. De aanmeldingen tot maart 2025 geven geen aanleiding om dat beeld bij te stellen.
Ook in het aantal aanmeldingen van internationale studenten is een daling zichtbaar. Van de internationale studenten is 72% afkomstig uit de EER en betaalt wettelijk collegegeld. 28% is afkomstig uit de NIET-EER en betaalt het instellingscollegegeld. Vanwege de lage voorspellende waarde van de aanmeldingen is een mogelijk effect op de baten niet meegenomen in de cijferopstelling.
Wettelijke collegegelden
Ten tijde van het VU jaarplan 2025 was de verwachting dat de baten uit wettelijk collegegeld de komende jaren dalen. Dat is met name ingegeven door de verwachte daling van het aantal EER studenten dat wettelijk collegegeld betaalt. Er is geen reden om dit beeld bij te stellen.
Instellingscollegegelden
Niet-EER studenten en studenten die al eerder een graad behaalden, betalen het instellingscollegegeld. In februari 2024 heeft het College van Bestuur het beleid voor het vaststellen van de tarieven voor het instellingscollegegeld vastgesteld. Vanaf het collegejaar 2025/2026 worden in de berekening vier elementen meegenomen: wettelijk collegegeld, bekostiging inschrijving, bekostiging graad en het onderzoeksdeel van de graadbekostiging. Deze berekeningswijze leidt tot een hoger, kostendekkend tarief. De hogere tarieven zullen de hierboven beschreven daling van niet-EER studenten (enigszins) compenseren.
Overige inkomsten
Overige inkomsten betreffen voor een groot deel de baten bij SOZ International office voor dienstverlening aan niet-EER studenten. Door de voorziene daling in de instroom van deze groep studenten zullen deze inkomsten dalen. De effecten op de baten uit overige inkomsten zijn nog niet opgenomen in bovenstaande cijferopstelling.
Joint degrees
De VU biedt in samenwerking met collega universiteiten (UvA, EUR, LEI) een aantal opleidingen aan (joint degrees). Op basis van de bij de verschillende instellingen ingeschreven studenten en de geleverde onderwijsinspanningen wordt jaarlijks onderling afgerekend (zowel de rijksbijdrage als de collegegelden).
De baten uit de vereffening zijn niet alleen afhankelijk van het aantal studenten dat deelneemt aan de opleidingen maar ook heeft een wisseling in penvoerderschap effect op de baten uit joint degrees.
Ontwikkeling baten werk voor derden
BATEN WERK DERDEN |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Baten werk voor derden |
104,9 |
100,5 |
97,8 |
100,5 |
103,7 |
105,8 |
106,7 |
Totaal |
104,9 |
100,5 |
97,8 |
100,5 |
103,7 |
105,8 |
106,7 |
De realisatie van de baten werk voor derden bedraagt in 2024 € 104,9m, dit is € 4,5m hoger dan begroot. Een deel van deze baten was incidenteel. Bij het opstellen van de begroting voor 2025 zien de vooruitzichten voor de baten werk voor derden er minder goed uit. Het is merkbaar dat de baten uit 2e en 3e geldstroom onderzoek onder druk staan. Het is voor de onderzoekers moeilijker geworden om projecten binnen te halen. Alle universiteiten worden geraakt door de bezuinigingen van het kabinet, dit veroorzaakt een sterkere focus op baten werk voor derden bij alle universiteiten. Na de daling in de begroting 2025 wordt desondanks voor de jaren 2026-2029 een lichte stijging verwacht, met name op de 3e geldstroom onderwijs. Er is een licht stijgende lijn te zien met een begroot bedrag van € 97,8m in 2025 tot € 106,7m in 2029.
De baten werk derden 2023 bestaan voor ca. 18% uit derde geldstroom onderwijs (postgraduate onderwijs, contractonderwijs e.d.), 36% tweede geldstroom onderzoek en voor 44% derde geldstroom onderzoek.
Ontwikkeling overige baten
OVERIGE BATEN |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Overige baten |
68,7 |
73,8 |
67,6 |
69,9 |
70,7 |
71,8 |
72,6 |
Totaal |
68,7 |
73,8 |
67,6 |
69,9 |
70,7 |
71,8 |
72,6 |
De overige baten bestaan uit een breed scala van doorberekeningen en opbrengsten die over het algemeen geen primaire onderwijs- of onderzoeksprestaties betreffen. De geraamde baten laten een licht stijgende trend zien vanaf 2025.
De voor 2025 begrote overige baten komen uit op € 67,6m. De overige baten bevatten onder andere de post pro rata BTW van € 4,0m. Vanwege de afronding van de investeringen in het nieuwe Onderzoeksgebouw VU in 2024 zijn deze met € 1,0m naar beneden bijgesteld ten opzichte van de positie in de begroting 2024 (€ 5,0m). Als gekeken wordt naar de ontwikkeling in de begroting van 2025 tot 2029 dan nemen de overige baten toe met een bedrag van € 5,0.
Ontwikkeling personele lasten en fte’s
PERSONELE LASTEN |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Totale personele lasten Stichting VU geconsolideerd |
554,0 |
529,7 |
550,0 |
539,8 |
534,6 |
522,6 |
515,0 |
Af: lasten Vumc |
-61,3 |
-59,0 |
-61,2 |
-61,5 |
-61,4 |
-60,8 |
-60,8 |
Af: lasten AUC |
-5,0 |
-5,7 |
-4,4 |
-4,6 |
-4,9 |
-4,9 |
-4,9 |
Af: lasten Overige verbonden partijen (VU Holding) |
-1,6 |
-2,0 |
-2,0 |
-2,0 |
-2,0 |
-2,0 |
-2,0 |
Personeelslasten VU excl. Vumc, AUC, VU Holding |
486,1 |
463,0 |
482,4 |
471,7 |
466,3 |
454,9 |
447,3 |
Waarvan: |
|||||||
Personeel niet in loondienst |
26,2 |
23,5 |
17,0 |
16,0 |
15,9 |
15,7 |
15,8 |
Overige personele lasten |
27,4 |
16,8 |
20,0 |
19,1 |
19,2 |
18,8 |
18,9 |
Formatiebudgetten |
432,5 |
422,7 |
445,4 |
436,6 |
431,2 |
420,4 |
412,6 |
Totaal personeelslasten VU excl. Vumc, AUC, VU Holding |
486,1 |
463,0 |
482,4 |
471,7 |
466,3 |
454,9 |
447,3 |
FORMATIE PERSONEEL |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
(FTE aantallen) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Totaal formatie* |
4.785 |
4.830 |
4.743 |
4.699 |
4.605 |
4.554 |
4.500 |
WP |
2.917 |
2.921 |
2.662 |
2.718 |
2.660 |
2.611 |
2.570 |
OBP |
1.868 |
1.909 |
1.925 |
1.981 |
1.945 |
1.933 |
1.930 |
*Waarvan Bestuur/Management |
20 |
20 |
19 |
18 |
18 |
18 |
18 |
Percentage WP |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
0,6 |
Percentage OBP |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
0,4 |
GEMIDDELDE LASTEN PER FORMATIEPLAATS |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
(bedragen x €k) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Gemiddelde kosten per formatieplaats (in k€) |
90,4 |
87,5 |
93,9 |
92,9 |
93,6 |
92,3 |
91,7 |
De personele lasten van de VU (excl. Amsterdam UMC, AUC en VU Holding) dalen in de begroting 2025 met € 3,7m ten opzichte van de realisatie 2024. De personeelslasten stijgen door een toename van de formatiebudgetten met € 12,9m en dalen met € 9,2m op het personeel niet in loondienst en met € 7,4m op de overige personele lasten met . In de realisatie 2024 is te zien dat de eenheden van de VU, als gevolg van de bijsturing terughoudend zijn met het invullen van vacatures (zie ook analyse personele lasten in de baten en lasten over 2024). De eenheden zullen deze lijn doorzetten in 2025 en dat de stijging die nog voorzien is in de begroting in mindere mate zal gaan plaatsvinden. Bij de fte-aantallen is te zien dat het aantal fte OBP verwacht werden toe te nemen van 1.868 fte in 2024 (realisatie) naar 1.925 fte in de begroting 2025. Met de huidige inzichten is de verwachting dat het aantal OBP gelijk blijven of zullen dalen.
In de meerjarenraming nemen de kosten van ingehuurd personeel verder af tot een stabiel niveau van circa € 22,5m (excl. Amsterdam UMC, AUC en VU Holding). Met eventuele toekomstige verhogingen van cao en sociale lasten vanaf 2025 is in de meerjarenbegroting nog geen rekening gehouden. Hiervoor zal in de Rijksbijdrage naar verwachting een compensatie worden ontvangen, deze compensatie is ook niet opgenomen in de meerjarenbegroting. De gemiddelde kosten per formatieplaats bedragen in 2024 € 90,1k. In de ontwikkeling van de GPL na 2027 (dalende lijn 2028-2029) is zichtbaar het natuurlijk verloop in verband met pensionering.
Ontwikkeling huisvestings- en afschrijvingslasten
LASTEN |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Afschrijvingslasten |
53,3 |
58,7 |
64,6 |
67,2 |
67,4 |
68,3 |
68,2 |
Huisvestingslasten |
58,7 |
60,0 |
50,0 |
49,4 |
47,7 |
47,9 |
48,8 |
Totaal |
112,0 |
118,6 |
114,6 |
116,6 |
115,0 |
116,2 |
117,0 |
De afschrijvingslasten nemen toe van € 53,3m (realisatie) in 2024 naar € 64,6m in 2025 (begroting). Deze stijging is met name het gevolg van de latere ingebruikname van het nieuwe Onderzoeksgebouw in november 2024. In 2025 zullen de afschrijvingslasten van dit pand voor het eerst volledig worden geboekt. De realisatie 2024 is € 5,4m lager dan begroot 2024 (€ 58,7m). Meerjarig stijgen de afschrijvingen naar € 67,2m in 2026, daarna stabiliseren deze kosten zich. De stabilisatie heeft met name te maken met het bijstellen van de investeringsbegrotingen van de diensten FCO en IT in het kader van de bijsturing. Er wordt kritisch gekeken naar de noodzaak van de geplande investeringen en waar mogelijk worden investeringen uitgesteld of wordt ervan afgezien.
Ontwikkeling overige lasten
OVERIGE LASTEN |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Overige lasten |
135,7 |
142,4 |
142,6 |
142,6 |
140,5 |
133,0 |
130,9 |
Totaal |
135,7 |
142,4 |
142,6 |
142,6 |
140,5 |
133,0 |
130,9 |
De overige lasten bestaan uit een diversiteit aan kosten. De post is € 6,9m hoger begroot in 2025 dan de realisatie over 2024. Dit verschil wordt deels veroorzaakt doordat in de realisatie de baten van de pro rata btw zijn opgenomen (€ 2,0m). Wanneer deze in de begroting 2025 wordt gecorrigeerd komt deze uit op € 138,6m. Dan is deze € 2,9m hoger dan de realisatie 2024. De overige lasten worden meerjarig enerzijds beïnvloed door de stijging van de projecten 2e/3e geldstroom, dit zorgt voor hogere overige lasten. Anderzijds zijn alle eenheden aan het bijsturen en zullen hierdoor de kosten de komende jaren gaan dalen.
Ontwikkeling financiële baten en lasten
FINANCIËLE BATEN EN LASTEN |
Realisatie |
Begroting |
Begroting |
Raming |
Raming |
Raming |
Raming |
---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
2024 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
Saldo financiële baten en lasten |
-4,4 |
-8,2 |
-10,8 |
-14,2 |
-13,5 |
-11,8 |
-11,6 |
Totaal |
-4,4 |
-8,2 |
-10,8 |
-14,2 |
-13,5 |
-11,8 |
-11,6 |
De financiele baten in 2024 zijn € 3,8 lager dan begroot, voornamelijk veroorzaakt hoger dan begrote creditrente. 2024 was het laatste jaar waarin nog bouwrente werd geactiveerd over de investering in het Onderzoeksgebouw. Vanaf 2025 wordt er geen bouwrente meer geactiveerd waardoor de financieringslasten toenemen. Daarnaast wordt, in verband met de investeringen in huisvesting en afnemende liquiditeit, er vanaf 2026 minder credit rente ontvangen. De financiële baten en lasten nemen toe van € 4,4m in 2024 tot € 14,2m in 2026 en nemen, met name door start van aflossingen op de tweede fase financieringsfaciliteiten, daarna weer licht af. Het renterisico is grotendeels afgedekt door middel van rentederivaten.
Ontwikkeling convenanten[1]
Convenanten banken
In onderstaand overzicht zijn de financiële convenanten (ratio’s) weergegeven zoals die in de financieringsovereenkomsten met de banken zijn opgenomen. Uitgangspunt voor de berekening van de toekomstige ratio’s is de meerjarenbegroting. De geplande trekking onder het bestaande financieringsfaciliteit € 47,5m medio 2025 is meegenomen in onderstaande cijfers.
-
Solvabiliteit I
-
Loan to value
-
Debt service coverage ratio (DSCR)
De ratio’s blijven in de periode 2024-2029 binnen de met de banken afgesproken convenanten.
Signaleringsgrenzen onderwijsinspectie
In onderstaand overzicht zijn de door de onderwijsinspectie verplichte en facultatieve financiële signaleringsgrenzen die de onderwijsinspectie hanteert weergegeven:
-
Verplicht:
-
Solvabiliteit II
-
Current ratio
-
Eigen vermogen / normatief eigen vermogen
-
-
Facultatief:
-
Rentabiliteit
-
Huisvesting
-
Weerstandsvermogen
-
Verplichte signaalwaarden
De solvabiliteitsratio II blijft in de periode 2024-2029 ruim boven de gestelde signaleringsgrens van 30%. De current ratio bevindt zich in 2024 met 0,72 ruim boven de signaleringsgrens van 0,50. De verwachting is dat deze ratio als gevolg van een lager dan verwacht resultaat en lagere liquiditeit in 2025 zal afnemen naar 0,63. Na 2025 wordt een verder daling voorzien en de VU is voornemens om de additionele bancaire financiering aan te trekken om de ratio op een niveau richting de signaleringsgrens van 0,50 te brengen.
De VU voldoet met een positie aan liquide middelen van € 206,4m ultimo 2024 ruimschoots aan de absolute liquiditeit eis van de onderwijsinspectie van minimaal € 2m. Komend jaar zal er naar verwachting € 47,5m worden getrokken onder de bestaande langlopende externe financieringsfaciliteit. Daarnaast beschikt de VU over een gecommitteerde rekening courant faciliteit van € 40m, waardoor er de komende jaren voldoende liquiditeitsruime is.
Het normatief eigen vermogen (EV) geeft de verhouding weer van het zogenaamde normatieve EV ten opzichte van het publieke EV. De ratio is door de onderwijsinspectie ingesteld om het opbouwen van tegoeden te monitoren en waar nodig bij te sturen. De VU blijft ruimschoots onder de grens van 1,0. De daling na 2024 wordt veroorzaakt door afname van het EV door het verwachte lagere resultaat.
Facultatieve signaalwaarden
Het weerstandsvermogen blijft in de periode 2024-2029 ruim boven de gestelde signaleringsgrens. Door een negatief geprognotiseerd resultaat is de rentabiliteit op het eigen vermogen in de periode 2025-2027 negatief om vanaf 2028 te stijgen naar een niveau rond de 1% in 2029. In 2028 worden opbrengsten uit een grondruil met de gemeente Amsterdam verwacht, dit is verwerkt in de meerjarenbegroting. Zoals aangegeven in de tabel in paragraaf 4.4 vindt signalering pas plaats wanneer de ratio meer dan 3 jaar onder nul of laatste 2 jaar < -5% of laatste jaar < -10%.
De huisvestingsratio van de onderwijsinspectie is in 2024 gestegen , dit komt met name door hogere Huisvestingslasten als gevolg van hogere energielasten. In de jaren daarna stijgt de ratio tot ca. 12,4% door hogere investeringen en daarmee gepaard gaande afschrijvingen.
Investeringen en huisvestingsbeleid
In 2023 heeft de VU in samenwerking met het Amsterdam UMC, locatie VU een masterplan opgesteld als vervolg op het masterplan uit 2011. De campus wordt stapsgewijs vernieuwd zodat bij iedere investeringsbeslissing kan worden bijgestuurd als afwijkende groei-, omzetcijfers of andere omgevingsvariabelen dat vereisen. Om die flexibiliteit te waarborgen wordt de afhankelijkheid tussen verschillende fasen en projecten continue geminimaliseerd. Het masterplan blikt meer dan 15 jaar vooruit en schets op hoofdlijnen de plannen voor de periode die daarop volgen.
De VU heeft voor de eerste fase van het programma een financieringsarrangement met de Europese Investerings Bank (EIB) afgesloten van € 230 miljoen waarvan € 207 miljoen is benut. De benodigde investeringen in de eerste fase van het programma zijn voor 50% uit eigen middelen van de VU betaald en 50% met vreemd vermogen. De eerste fase is in 2021 officieel afgesloten met de oplevering van het NU gebouw.
Voor de investeringen in de tweede fase van het campusinvesteringsprogramma is een financieringsarrangement van € 175 miljoen afgesloten bij respectievelijk de BNG en de EIB. In 2024 is het bestaande financieringsarrangement verhoogd met € 30 miljoen. De initiële investeringen worden volledig gefinancierd met vreemd vermogen. Hierdoor is er voldoende ruimte om de overige investeringen van de tweede fase van het campusinvesteringsprogramma te financieren. Dit betreft onder meer aanvullende investeringen die het gevolg zijn van eerder gemaakte strategische keuzes over onder meer facilitering van samenwerking met derden, modernisering IT voorzieningen en de energietransitie.
De overige investeringen bestaan verder uit investeringen in onderzoeksinfrastructuur (met name bij faculteiten), kwaliteitsverbetering onderwijs en onderzoek (bij de diensten) en vervangings- en uitbreidingsinvesteringen in IT faciliteiten die voor een belangrijk deel samenhangen met de (ver)nieuwbouw en het optimaliseren van de veiligheid.
De VU heeft een meerjareninvesteringsbegroting waarin voldoende beslisruimte en flexibiliteit aanwezig is. De investeringen kennen verschillende fasen en duidelijke ‘go/no go’-en ‘on hold’-momenten. Er zijn geen verplichtingen aangegaan, die een kettingreactie van investeringsverplichtingen veroorzaken voor de komende jaren. Wel wordt vastgoed verder vooruit gepland dan andere investeringen. Per casus wordt door een investeringscommissie kritisch gekeken naar nut, noodzaak, rendement, omvang en timing. Op basis van de beschikbaarheid van middelen en de strategie wordt het uiteindelijke besluit genomen om projecten in uitvoering te nemen.
In onderstaande tabel is de actuele meerjareninvesteringsbegroting opgenomen.
Meerjareninvesteringen VU |
2023 |
2024 |
2025 |
2026 |
2027 |
2028 |
2029 |
2030 |
2031 |
2032 |
2033 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(bedragen in €m) |
|||||||||||
FCO |
45,9 |
40,8 |
66,9 |
62,5 |
55,0 |
23,7 |
72,9 |
91,0 |
67,9 |
89,5 |
60,6 |
IT |
13,2 |
15,1 |
15,1 |
11,5 |
9,9 |
10,9 |
14,9 |
- |
- |
- |
- |
Faculteiten |
3,8 |
6,0 |
7,0 |
0,2 |
8,5 |
0,5 |
0,5 |
- |
- |
- |
- |
Diensten ov |
0,3 |
1,0 |
4,2 |
1,2 |
0,1 |
0,1 |
0,1 |
- |
- |
- |
- |
Totaal investeringen VU |
63,2 |
62,9 |
93,2 |
75,4 |
73,5 |
35,2 |
88,4 |
91,0 |
67,9 |
89,5 |
60,6 |
De VU heeft diverse beheersmaatregelen ingesteld voor de bewaking van de investeringen en bouwkosten:
-
Voor het toezicht op de bouwplannen is er de Audit- & Huisvestingscommissie;
-
De medezeggenschap wordt via een eigen huisvestingscommissie betrokken bij de huisvestingsplannen;
-
De treasurycommissie rapporteert maandelijks aan het College van Bestuur over de liquiditeit;
-
De investeringsbeslissingen met financiële verplichtingen worden maandelijks besproken in de investeringscommissie; de financieringsruimte is mede bepalend voor het aangaan van investeringsverplichtingen;
-
In een tweemaandelijks overleg met de facilitaire campusorganisatie (FCO) en het College van Bestuur wordt de voortgang besproken van de (grote) campusinvesteringen.
Ineffectiviteit derivaten
-
De VU past kostprijshedge-accounting toe op haar derivatenportefeuille. Richtlijn RJ 290 schrijft voor dat het deel van de derivatenportefeuille dat ineffectief is, op de balans gewaardeerd moet worden als de waarde van de derivaten negatief is én meer negatief is dan de waardeverandering van de onderliggende afgedekte leningen. Dit bedrag wordt onder de langlopende schulden gepresenteerd vanwege het langlopende karakter van de derivaten. Een vermindering in de ineffectiviteit komt ten gunste van de staat van baten en lasten. Voor ultimo 2024 is de ineffectiviteit ten opzichte van ultimo 2023 toegenomen met € 0,25 miljoen naar € 3,1 miljoen (2023: € 2,9 miljoen).
-
Voor het bepalen van de omvang van de ineffectiviteit wordt een vergelijking gemaakt tussen de waardeverandering van de zeer waarschijnlijke toekomstige externe financiering (welke wordt gemodelleerd als een zogenaamd ‘hypothetisch derivaat’) en de marktwaarde per eind 2024 van de bestaande derivatenportefeuille. Het verschil tussen de beide waarderingen is de omvang van de ineffectiviteit.
-
De marktwaarde van de portefeuille varieert naar gelang de ontwikkelingen op de kapitaalmarkt. Vanwege de huidige lage kapitaalmarktrente en de lange looptijd vertoont de portefeuille een negatieve marktwaarde van ongeveer € 37,3 miljoen per eind 2024 (2023: € 39,0 miljoen). De marktwaarde is de actuele waarde van de in de toekomst verschuldigde verplichtingen. Per ultimo 2024 is, zoals gedefinieerd in het derivatencontract (ISDA) met de Deutsche Bank, geen sprake van een overhedge. Ook in de jaren 2025 en 2026 wordt geen overhedge verwacht. Zie onderstaande tabel voor het overzicht van de bestaande derivatenportefeuille.
Tegenpartij |
Transactiedatum |
Startdatum |
Einddatum |
Hoofdsom (X€m) |
Vaste rente |
Variabele rente |
---|---|---|---|---|---|---|
BNG |
18-jul-06 |
1-aug-10 |
1-aug-25 |
€ 10,0 |
4,60% |
6M EURIBOR |
BNG |
18-jul-06 |
1-aug-11 |
3-aug-26 |
€ 10,0 |
4,65% |
6M EURIBOR |
Db |
13-jun-08 |
17-jun-13 |
17-jun-35 |
€ 50,0 |
5,23% |
1M EURIBOR |
DB ¹ |
13-jun-08 |
17-jul-13 |
17-jun-35 |
€ 41,0 |
5,37% |
1M EURIBOR |
DB ¹ ² |
13-jun-08 |
17-feb-14 |
1-dec-30 |
€ 97,0 |
4,38% |
1M EURIBOR |
DB |
7-nov-02 |
21-mrt-11 |
21-okt-25 |
€ 15,0 |
5,53% |
1M EURIBOR |
Belangrijkste specifieke risico's
In hoofdstuk 7 zijn deze risico’s nader omschreven en worden per risico ook de risico-mitigerende maatregelen genoemd.