Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

Analyse baten en lasten

In de staat van baten en lasten hieronder worden de ontwikkelingen op de diverse baten- en lastencategorieën afgezet ten opzichte van 2021 en ten opzichte van de begroting.

STAAT VAN BATEN EN LASTEN

   

(bedragen x €k)

Realisatie

Begroting

Realisatie

t.o.v.

t.o.v.

 

2022

2022

2021

Begroting

2021

BATEN

     

Rijksbijdragen

472.388

450.403

436.620

21.985

35.768

Overige Overheidsbijdragen

922

846

903

76

19

College-, cursus- en/of examengelden

60.361

54.496

61.661

5.865

-1.300

Baten werk voor derden

91.244

86.708

89.948

4.536

1.296

Overige baten

65.229

60.423

56.610

4.806

8.619

Totaal Baten

690.144

652.876

645.742

37.268

44.402

      

LASTEN

     

Personele lasten

461.590

434.300

410.129

27.290

51.461

Afschrijvingslasten

50.638

57.215

47.419

-6.577

3.219

Huisvestingslasten

47.731

37.257

43.614

10.473

4.116

Overige Lasten

121.895

120.773

110.498

1.122

11.397

Totaal Lasten

681.854

649.546

611.660

32.308

70.193

Financiële baten en lasten

-5.279

-9.164

-8.886

3.885

3.607

Bijzondere posten inzake deelnemingen

-365

-57

-99

-308

-266

Resultaat VU

2.646

-5.891

25.097

8.537

-22.451

Rijksbijdragen en overige overheidsbijdragen

De in 2022 gerealiseerde € 472,4m aan rijksbijdragen bestaat voor € 467,2m uit de rijksbijdrage rechtstreeks ontvangen via OCW[1] en voor € 5,2m uit rijksbijdragen ontvangen via onderlinge verrekening van rijksbijdrage tussen UvA en VU, betreffende het Amsterdam University College (AUC), het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA) en de verscheidene joint degrees tussen UvA en VU.

De bijdrage die de VU heeft ontvangen voor de opleiding Orthodontie (€ 0,9m in 2022) is verantwoord op de regel ‘Overige overheidsbijdragen’.

De ontvangen rijksbijdrage 2022 van OCW (exclusief het effect van passiveringen op de balans) bedraagt € 477,3m en is daarmee € 30m hoger dan begroot voor 2022[2] en € 40,7m hoger dan de gerealiseerde rijksbijdrage in 2021. De stijging met € 30m ten opzichte van de begroting 2022 wordt verklaard door de volgende bijstellingen van de rijksbijdrage in de loop van het begrotingsjaar 2022:

  • De loon- en prijscompensatie 2022 is door OCW in de toewijzing verwerkt. Hiervoor heeft de VU in 2019 € 14,3m aan extra middelen ontvangen. De loon- en prijsruimte 2022 is volledig doorgegeven aan de eenheden, inclusief een budgetevenredig aandeel voor VUmc, ACTA en AUC.

  • Op basis van het Bestuursakkoord 2022 hoger onderwijs en wetenschap hebben wij voor 2022 een extra toewijzing van € 9,3m ontvangen voor starters- en stimuleringsbeurzen. De facultaire bestedingsplannen voor de inzet van deze beurzen zijn in februari 2023 goedgekeurd door het College van Bestuur. Conform deze bestedingsplannen zal het overgrote deel van de ontvangen middelen voor 2022 worden ingezet in 2023 of volgende jaren. Omdat de starters- en stimuleringsbeurzen door OCW zijn aangemerkt als niet normatieve rijksbijdrage hebben wij het deel dat in 2022 niet is besteed op de balans gezet (passivering) en dus niet verantwoord als baten over 2022.

  • Op basis van het Bestuursakkoord 2022 hebben wij voor 2022 een extra toewijzing van € 4,3m ontvangen voor ons aandeel in de nieuwe sectorplannen. Ook deze toewijzing is door OCW aangemerkt als niet-normatieve rijksbijdrage en dat betekent dat we het deel dat we niet hebben besteed in 2022 op de balans hebben gezet (passivering) ter besteding in 2023 of volgende jaren.

  • We hebben een extra toewijzing van € 1,7m ontvangen voor het Zwaartekrachtproject ‘Stress in Action’. Het deel dat we in 2022 niet is besteed hebben we op de balans gezet.

  • Een aantal overige bijstellingen met een totaal effect van per saldo € 0,4m ten opzichte van de begroting. Dit betreft:

  • extra toewijzingen voor versterking van de medezeggenschap (hiervoor is inmiddels samen met de medezeggenschap een bestedingsplan opgesteld), voor het project ‘wisselstroom’ en voor cybersecurity;

  • incidentele extra bijdrage i.v.m. de crisis in Oekraïne;

  • overheveling van het budget van het Nexus Instituut van de VU naar de EUR;

    • bijstellingen op lopende toewijzingen zoals de Comeniusbeurzen en het Holland Scholarship Fund;

  • een eenmalige vrijval uit de landelijke SEO-gelden;

  • een eenmalige verrekening tussen de universiteiten over de periode 2018 – 2021 inzake de compensatie voor de halvering van het wettelijk collegegeld voor eerstejaars;

  • een technische herschikking van budgetten door OCW.

  • 1 De toewijzing volgens de 3e begrotingsbrief OCW 2022 bedraagt voor de VU € 477,6m. Hierin is een kasmutatie verwerkt van € 0,3m in verband met de aflossing door OCW van de BaMa-compensatie. Deze BaMa-compensatie is door de VU al eerder als baten meegenomen, waardoor de feitelijke rijksbijdrage 2022 uitkomt op € 477,3m. Van dit bedrag is € 11,7m op de balans gezet (‘gepassiveerd’) in verband met de extra toewijzingen in 2022 voor de starters- en stimuleringsbeurzen en de nieuwe sectorplannen. De € 11,7m betreft het bedrag dat niet in 2022 maar in latere jaren zal worden besteed. Daarnaast is er rekening gehouden met een vrijval van € 0,9m op de eerdere gepassiveerde rijksbijdrage in verband met toewijzingen voor Zwaartekracht. Na verwerking van de voorgaande mutaties komt de te verantwoorden rijksbijdrage voor 2022 uit op een bedrag van € 466,5m.
  • 2 De totale begrote rijksbijdrage voor 2022 bedroeg € 451,7m waarvan € 447,3m direct via OCW voor 2022, € 3,5m uit de verrekeningen met de UvA en € 0,9m uit de vrijval van de gepassiveerde rijksbijdrage Zwaartekracht.

College-, cursus- en examengelden

COLLEGE-/CURSUS-/LES- EN EXAMENGELDEN

   

(bedragen in €m)

Realisatie

Begroting

Realisatie

t.o.v.

t.o.v.

 

2022

2022

2021

Begroting

2021

Wettelijk collegegeld incl PPE, AUC

41,0

38,1

46,1

2,9

-5,1

Instellingscollegegeld: Niet-EER

15,1

12,0

11,1

3,1

4,0

Instellingscollegegeld: 2e diploma

1,3

1,7

1,7

-0,4

-0,4

Overige inkomsten

2,2

1,7

1,6

0,5

0,6

Joint degrees baten

0,8

0,5

1,1

0,3

-0,3

Totaal

60,3

54,0

61,7

6,3

-1,3

De baten vanuit wettelijke collegegelden zijn € 6,3m hoger dan begroot.

Hiervan is een bedrag van € 2,9m is gerelateerd aan de wettelijke collegegelden. Voor collegejaar 2022-2023 zijn de wettelijke collegegelden hoger dan begroot, doordat er meer volledige tariefinschrijvingen hebben plaatsgevonden dan verwacht. Dit heeft een positief effect op boekjaar 2022 van € 0,6m. Het resterende deel wordt veroorzaakt doordat de restituties lager zijn dan begroot (effect € 2,3m). Voor collegejaar 2021-2022 is er landelijk een korting van 50% op het collegegeld gegeven. Dit heeft geresulteerd in lagere restitutie bedragen in de eerste 8 maanden van het kalenderjaar 2022. Daarnaast is het aantal uitschrijvingen in de eerste 4 maanden van collegejaar 2022-2023 lager dan verwacht en daardoor is een lager bedrag aan restituties uitgekeerd.

De reguliere studentenaantallen collegejaar 2022-2023 zijn voor de wettelijke collegegelden lager dan begroot. Deze lagere aantallen worden echter gecompenseerd door meer inschrijvingen van niet-EER-studenten. In totaal ligt het aantal ingeschreven studenten voor collegejaar 2022-2023 redelijk in lijn met de begroting.

Het aantal niet-EER-studenten en tweedediplomastudenten ligt zowel voor collegejaar 2021-2022 als voor collegejaar 2022-2023 hoger dan begroot. Door een gelijkblijvend gemiddeld tarief voor niet- EER-studenten zijn de baten met betrekking tot niet- EER-studenten € 3,1m hoger dan begroot. Voor de 2e diploma studenten ligt het gemiddelde tarief voor collegejaar 2021-2022 lager dan verwacht. Dit resulteert in een daling ten opzichte van de begroting van € 0,4m.

Door de hogere niet-EER-studentenaantallen ligt de extra bijdrage ten behoeve van de extra lasten voor niet-EER-studenten eveneens hoger. Dit is de voornaamste verklaring voor de stijging van € 0,5m ten opzichte van de begroting van de overige inkomsten.

Baten werk voor derden

BATEN WERK VOOR DERDEN

   

(bedragen x €k)

Realisatie

Begroting

Realisatie

t.o.v.

t.o.v.

 

2022

2022

2021

Begroting

2021

Contractonderwijs

17.823

18.198

17.623

-375

200

      

Onderzoek tweede geldstroom

     

Tweede geldstroom NWO

23.727

30.515

26.701

-6.788

-2.974

Tweede geldstroom KNAW en overige

97

-

327

97

-230

Subtotaal onderzoek tweede geldstroom

23.824

30.515

27.028

-6.691

-3.204

      

Onderzoek derde geldstroom

     

Derde geldstroom Europese Unie

20.976

37.995

21.645

-17.019

-669

Derde geldstroom Nationale overheden

5.661

-

1.908

5.661

3.753

Derde geldstroom Not for profit organisaties

17.189

-

15.917

17.189

1.272

Derde geldstroom bedrijven

4.591

-

6.210

4.591

-1.619

Derde geldstroom overige

1.180

-

-383

1.180

1.563

Subtotaal onderzoek derde geldstroom

49.597

37.995

45.297

11.602

4.300

 

-

 

-

  

Totaal

91.244

86.708

89.948

4.536

1.296

De baten werk voor derden bestaan uit contractonderwijs en baten uit de 2e en 3e geldstroom Onderzoek. De baten voor derden zijn € 1,3m hoger in 2021 en zijn € 4,5m hoger dan begroot.

De baten uit contractonderwijs zijn nagenoeg gelijk aan begroting.

De daling van de 2e geldstroom NWO ten opzichte van begroting is te verklaren door de toekenning van minder onderzoeksgelden in 2022 (daling met € 3,2m ten opzichte van 2021), terwijl in de begroting 2022 was uitgegaan van een stijging met bijna € 3,5m ten opzichte van 2021.

De baten van de 3e geldstroom Onderzoek zijn gestegen ten opzichte van begroting en 2021. Extra opbrengsten zijn voornamelijk gegenereerd door de Bèta faculteit. Vanuit verschillende bronnen worden extra middelen beschikbaar gesteld om de onderzoeken uit te laten voeren.

Overige baten

OVERIGE BATEN

   

(bedragen x €k)

Realisatie

Begroting

Realisatie

t.o.v.

t.o.v.

 

2022

2022

2021

Begroting

2021

Overige baten

65.229

60.423

56.610

4.806

8.619

Totaal

65.229

60.423

56.610

4.806

8.619

De overige baten bestaan uit een breed scala van doorberekeningen en opbrengsten die niet onder de andere standaardbatencategorieën kunnen worden gerubriceerd, zowel op het gebied van onderwijs en onderzoek als op het terrein van bedrijfsmatige activiteiten, inclusief die binnen de VU-Holding BV, en voorzieningen voor studenten en personeel zoals sport en cultuur.

De overige baten komen uit op € 65,2m. Dit is € 4,8m hoger dan begroot en € 8,6m hoger dan in 2021. Hogere baten in 2022 ten opzichte van de begroting zijn onder andere de opbrengsten voor de Pro-rata btw berekening (€ 4,1m) en de opbrengsten van studentenactiviteiten (€ 3,3m).

Personele lasten

Lonen, salarissen en sociale lasten

PERSONELE LASTEN VU

   

(bedragen x €k)

2022

2021

Brutolonen en salarissen

281.065

248.285

32.780

Sociale lasten en pensioenpremies

77.651

73.950

3.701

Personeel niet in loondienst

29.716

17.710

12.006

Dotaties personele voorzieningen

2.206

2.451

-244

Overige personele lasten

8.721

5.982

2.739

Totaal

399.359

348.377

50.982

    

GEMIDDELD AANTAL FTE VU

   

(in aantallen)

2022

2021

WP

2.720

2.467

253

OBP

1.791

1.644

147

Totaal

4.511

4.111

400

    

PERSONELE LASTEN VERBONDEN PARTIJEN

   

(bedragen x € 1.000)

2022

2021

VUmc

54.771

54.041

730

AUC

3.505

5.189

-1.684

VU Holding BV

3.955

2.521

1.434

Totaal

62.232

61.752

480

    

PERSONELE LASTEN TOTAAL

   

(bedragen x € 1.000)

2022

2021

Totaal VU (incl. verbonden partijen)

461.590

410.129

51.461

De brutolonen en salarissen plus de sociale lasten en pensioenpremies van het eigen personeel zijn toegenomen met € 36,5m (excl. VUmc, AUC en VU Holding). Dit is vooral het gevolg van formatieuitbreiding met 400 fte (effect: € 28,6m incl. sociale lasten en pensioenpremies) en een gemiddeld hogere cao (effect € 7,1m).

De gemiddelde salarislast (GSL) per fte (incl. sociale lasten) nam in 2022 toe van € 78,3k in 2021 tot € 79,5k in 2022, per saldo een stijging van 1,45%. Hierin is onder andere opgenomen de salarisindexatie van 4% per 1 juli 2022.

Personeel niet in loondienst

Hieronder volgt een grafisch overzicht van de kosten voor personeel niet in loondienst in 2022 en 2021 per faculteit en per dienst (bedragen in €m).

De totale kosten van het ingehuurde personeel (detacheringen, uitzendkrachten e.d.) binnen de VU (excl. AUC, VU Holding en VUmc) bedroegen in 2022 € 29,7m. Dit is een stijging van € 3,6m ten opzichte van 2021. De realisatie in 2022 komt ten opzichte van de begroting € 12,1m hoger uit, waarvan € 2,7m bij de faculteiten en € 9,4m bij de diensten.

Belangrijkste reden van de stijging bij IT is projectmatige inhuur in het kader van het programma Optimalisatie bedrijfsvoering (MARS-project). Hier staat gedeeltelijk een toewijzing tegenover. Bij Financiën hebben de inhuurkosten betrekking op de inzet op het MARS-project, langdurige ziekte en vacaturevervanging.

Bij FCO zijn de grootste stijgingen ten opzichte van de begroting de kosten voor de inhuur van stewards (€ 2,0m), inhuurkosten ten behoeve van verhuiskosten (€ 0,5m) en diverse overige inhuur ten behoeve van Vastgoedbeheer (€ 0,5m).

Bij de faculteiten is de onderbezetting in de afdelingen vooral het gevolg van de groei van het aantal studenten. Die is opgevangen door middel van inhuur van docenten en daarnaast de inzet van de studievoorschotmiddelen.

Dotaties personele voorzieningen

DOTATIES PERSONELE VOORZIENINGEN

   

(bedragen x €k)

2022

2021

Ontslaglasten

2.816

2.030

786

Reorganisatiekosten

1

-867

868

Transitievergoedingen

244

363

-119

Ambts- en dienstjubilea

305

255

50

Sabaticals

-84

353

-437

Eigen risico WIA

-1.438

58

-1.496

Langdurig zieken

533

237

296

Vitaliteitspact

11

22

-11

Overige personele voorzieningen

-

14

-14

Totaal

2.388

2.465

-77

De dotaties aan de personele voorzieningen zijn per saldo nagenoeg gelijk gebleven aan 2021. Ten opzichte van 2021 zijn de grootste mutaties in de voorziening de stijging van de voorziening ontslaglasten, geen mutatie in de reorganisatievoorziening en de vrijval van de voorziening sabbaticals en eigen risico WIA.

Afschrijvingslasten

AFSCHRIJVINGSLASTEN

   

(bedragen x €k)

Realisatie

Begroting

Realisatie

t.o.v.

t.o.v.

 

2022

2022

2021

Begroting

2021

Afschrijvingslasten

50.638

57.215

47.419

-6.577

3.219

Totaal

50.638

57.215

47.419

-6.577

3.219

De afschrijvingslasten zijn in 2022 € 6,6m lager dan begroot en € 3,2m hoger dan in 2021. De daling ontstaat met name bij FCO en IT.

Bij FCO zijn de afschrijvingslasten € 3,2m en bij IT € 2,8m lager dan de begroting. Voor FCO wordt dit voor € 0,6m verklaard door verschuiving van afschrijvingen op het Wiskunde & Natuurkunde gebouw naar 2024. Dit in verband met de latere sloop van dit pand. Daarnaast zijn de afschrijvingen van het NU.VU gebouw, de Medische faculteit en services (onder andere uitstel van projecten door Coronapandemie en samenloop van project Online/Blended Onderwijs) lager met € 2,6m. 

Bij IT wordt de afname voornamelijk veroorzaakt door lagere investeringen in projecten m.b.t. het MF-, SWT- en Alliantiegebouw, de infrastructuur van de Campus, vertraging in de uitrol van de ontwikkeling en vervanging van werkplekken en vanwege andere investeringen uit het IT-investeringsprogramma in 2021 die nog niet tot uitrol of ingebruikname hebben geleid.

Huisvestingslasten

HUISVESTINGSLASTEN

   

(bedragen x €k)

Realisatie

Begroting

Realisatie

t.o.v.

t.o.v.

 

2022

2022

2021

Begroting

2021

Huisvestingslasten

47.731

37.257

43.614

10.473

4.116

Totaal

47.731

37.257

43.614

10.473

4.116

De totale huisvestingslasten bedragen in 2022 € 47,7m en nemen ten opzichte van 2021 toe met € 4,1m. Ten opzichte van de begroting bedraagt de stijging € 10,5m. In de vergelijking met 2021 zijn de huurlasten gestegen met € 3,1m (onder andere door de voorziening voor Sapiens van € 1,1m) en de onderhoudskosten gestegen met € 2,4m, dit betreft de realisatie van de studiewerkplekken (gedekt vanuit de studievoorschotmiddelen).

De energiekosten zijn gestegen met € 2,1m ten opzichte van 2021, met name door de hogere energieprijzen. De beveiligingskosten zijn met € 1,4m gestegen ten opzichte van de begroting. De stijging in de beveiligingskosten is te verklaren door meer inhuur van (niet contractuele) beveiliging (deels nog als gevolg van extra werkzaamheden met betrekking tot coronamaatregelen).

Overige instellingslasten

OVERIGE LASTEN

   

(bedragen x €k)

Realisatie

Begroting

Realisatie

t.o.v.

t.o.v.

 

2022

2022

2021

Begroting

2021

Overige lasten

121.895

120.773

110.498

1.122

11.397

Totaal

121.895

120.773

110.498

1.122

11.397

De overige instellingslasten komen in 2022 uit op € 121,9m. Dit is per saldo € 1,1m hoger dan was begroot en € 11,4m hoger dan in 2021.

De overige lasten zijn nagenoeg gelijk aan de begroting 2022. Ten opzichte van 2021 is er een hogere besteding gerealiseerd op de reis- en verblijfkosten (€ 6,2m), inventaris en apparatuur (€ 4,7m) en overige kosten. 

Het einde van de coronaperiode heeft geleid tot hogere representatiekosten (€ 1,2m) en reis-, verblijf- en congreskosten (€ 5,0m).

De hogere Automatiseringskosten worden voornamelijk veroorzaakt door de gemaakte kosten voor het MARS-project. Naast de projectmatige inhuur voor het project, zijn ook de beheers- en licentiekosten hoger dan voorgaand jaar, totaal voor € 4,7m hoger dan begroot.

Financiële baten en lasten

FINANCIËLE BATEN EN LASTEN

   

(bedragen x €k)

2022

2021

Overige financiële baten

47

507

-460

Rentelasten overig

-1.734

-

-1.734

Rentelasten bancaire financieringen

-345

-341

-4

Rentelasten SWAP-portefeuille

-12.192

-10.089

-2.103

Wijzing ineffectiviteit renteswaps

1.152

-168

1.320

Geactiveerde rentelasten

7.793

1.205

6.588

Totaal

-5.279

-8.886

3.607

Het geconsolideerde negatieve resultaat 2022 op de financiële baten en lasten bedraagt € 5,3m. Ten opzichte van 2021 is het resultaat financiële baten en lasten afgenomen met € 3,6m.

Het voornaamste verschil ten opzichte van 2021 is het effect van de wijziging in de waardering van de effectiviteit van de derivatenportefeuille (€ 1,2m). Dit is een non-cash verschil. Daarnaast heeft het vervallen van de negatieve rente op de liquiditeiten een positief effect. De geactiveerde rentelasten (eveneens non-cash) zijn € 0,9m hoger uitgekomen. De betaalde netto rentekosten uit hoofde van de derivaten- en leningenportefeuille namen per saldo toe met € 0,4m (negatief cash-effect).

Balans (geconsolideerd)

GECONSOLIDEERDE BALANS

   

(bedragen in €m)

2022

2021

ACTIVA

   

Vaste activa

   

Immateriële vaste activa

31,1

30,9

0,2

Materiële vaste activa

724,7

659,3

65,4

Financiele vaste activa

5,5

1,2

4,3

Totaal vaste activa

761,2

691,4

69,9

    

Vlottende activa

   

Voorraden

0,8

0,7

0,1

Vorderingen

59,8

59,2

0,7

Liquide Middelen

123,0

118,3

4,7

Totaal vlottende activa

183,7

178,3

5,4

    

Totaal activa

944,9

869,6

75,3

    

PASSIVA

   

Eigen vermogen

   

Algemene reserve

312,8

305,8

7,0

Bestemmingsreserve sectorgelden

3,9

4,7

-0,8

Private bestemmingsreserve

1,4

2,1

-0,7

Private bestemmingsfonds

0,1

0,1

-

Wettelijke reserve ontwikkeling software

28,1

30,9

-2,8

Aandeel derden in eigen vermogen

-

0,2

-0,2

Totaal eigen vermogen

346,2

343,8

2,4

    

Voorzieningen

26,0

27,3

-1,3

Langlopende schulden

296,4

251,3

45,1

Kortlopende schulden

276,4

247,3

29,0

    

Totaal passiva

944,9

869,6

75,3

Activa - toelichting

De omvang van de Activa is gestegen van € 869,6m naar € 944,9m. Deze stijging wordt veroorzaakt doordat er in 2022 aanzienlijke investeringen hebben plaatsgevonden in met name IT en vastgoed. Dat verklaart de stijging van de materiële vaste activa (€ 65,4m). Tevens heeft de toename van de vlottende activa (met name liquide middelen) met € 5,4m, vooral als gevolg van het positieve exploitatieresultaat over 2022, bijgedragen aan de stijging.

Passiva – toelichting

Aan de passivazijde is een toename van het Eigen vermogen zichtbaar vanwege het positieve exploitatieresultaat van € 2,6m.
De langlopende schulden bestaan uit twee delen, namelijk ten eerste de EIB financiering voor de eerste fase van de campusontwikkeling (stand € 236,2m per 31.12.2022). Op deze schuld is in 2022 € 14,1m afgelost.
Het volume aan getrokken leningen voor de tweede fase van de campusontwikkeling bij de BNG en de EIB bedraagt per ultimo 2022 € 137,5m. De langlopende schuldverplichting in verband met de waardering van de effectiviteit van de derivaten bedraagt per ultimo 2021 € 2,2m.