Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

Treasury

De voornaamste ontwikkelingen in 2022 op het gebied van liquiditeiten, investeringen, externe financiering en renterisicomanagement worden hierna besproken. Het treasurybeleid van de VU voldoet aan de ‘Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016’ inclusief het daarin opgenomen overgangsbeleid.

Investeringen

Uit onderstaand overzicht blijkt dat de VU in 2022 € 113,2m heeft geïnvesteerd. Het grootste deel hiervan betreft gebouwen in uitvoering.

INVESTERINGEN

  

(bedragen in €m)

2022

2021

Terreinen

-

-

Gebouwen

4,6

-0,1

Gebouwen in uitvoering

98,6

93,7

Inventaris en apparatuur

5,3

6,7

Totaal materiele vaste activa

108,6

100,4

   

Software

4,6

9,8

Totaal immateriele vaste activa

4,6

9,8

   

Totaal investeringen

113,2

110,2

Externe financiering

Voor de eerste fase van het campusinvesteringsprogramma heeft de VU in september 2013 een kredietfaciliteit met de Europese Investeringsbank Bank (EIB) afgesloten voor een bedrag van € 230m. Van deze faciliteit is totaal € 206,6m gebruikt voor het financieren van een aantal specifieke projecten. In 2017 is de laatste tranche opgenomen, eind 2018 heeft de eerste aflossing plaats gevonden.

Ten behoeve van de tweede fase van het campusinvesteringsprogramma is eind 2017, inclusief een verhoging eind 2020 van € 35m, een tweede kredietfaciliteit bij de EIB en bij de BNG Bank (BNG) afgesloten voor in totaal € 175m. Het totaal opgenomen bedrag op deze faciliteiten is ultimo 2022 € 137,5m. Uiterlijk 2023 zal naar verwachting het resterende bedrag onder de tweede faciliteit zijn opgenomen. Vanaf 2025 gaat afgelost worden op deze faciliteit. Zie onderstaand overzicht van uitstaande leningen ultimo 2022.

LENINGENPORTEFEUILLE

Bank

Hoofdsom (€m)

Rente

Start

Eind

BNG

€ 15,0

3M EURIBOR

1-dec-18

1-dec-34

BNG

€ 15,0

3M EURIBOR

1-dec-20

1-dec-34

BNG (kasgeld)

€ 20,0

6M EURIBOR

15-jun-22

1-dec-34

EIB

€ 50,0

3M EURIBOR

24-jan-14

19-dec-33

EIB

€ 48,0

3M EURIBOR

16-jul-14

17-jul-34

EIB

€ 23,5

3M EURIBOR

27-mei-15

28-mei-35

EIB

€ 20,1

3M EURIBOR

9-dec-15

9-dec-30

EIB

€ 10,0

3M EURIBOR

1-aug-16

1-aug-31

EIB

€ 30,0

3M EURIBOR

20-dec-16

22-dec-31

EIB

€ 25,0

3M EURIBOR

1-aug-17

2-aug-32

EIB

€ 50,0

3M EURIBOR

1-dec-21

1-nov-40

EIB

€ 37,5

3M EURIBOR

13-dec-22

12-dec-42

Uiterlijk 2023 zal naar verwachting het resterende bedrag onder de tweede faciliteit bij de BNG en de EIB zijn opgenomen.

Convenanten en signaleringsgrenzen

Met de banken, de EIB, de Deutsche Bank (DB) en de BNG zijn een aantal financiële convenanten afgesproken. In 2022 is de VU binnen de gestelde normen gebleven. Onderstaande tabel geeft de waarden van de ratio’s ultimo 2022 en de norm van de banken weer.

Ratio ¹

VU

Banken

Solvabiliteit I

36,6%

> 30%

Debt Service Coverage

2,1

> 1,3

Loan to Value

38,9%

< 50%

Investeringen (in €m) ²

113,2

161,0

  • 1 Solvabiliteit I = eigen vermogen / totaal vermogen
    DSCR = EBITDA / totaal financiële verplichtingen m.b.t. lang vreemd vermogen
    Loan to value = totaal kort- en langlopende bankschulden / totale materiële vast activa Investeringen =
    gerealiseerde investeringen / 110% gebudgetteerde investeringen
  • 2 110% van investeringsbegroting jaarverslag 2021 voor 2022

Daarnaast hanteert de onderwijsinspectie (OCW) een aantal signaleringgrenzen voor het identificeren van mogelijke financiële risico’s. Deze signaleringsgrenzen zijn met de invoering van het onderzoekskader 2021 door de onderwijsinspectie aangepast. Onderstaande tabel geeft de waarden van de signaleringsgrenzen ultimo 2022 en de norm van de onderwijsinspectie weer.

Ratio ¹

VU

Onderwijsinspectie

Solvabiliteit II

39,4%

> 30%

Liquiditeit (current ratio)

0,66

> 0,50

Absolute liq. middelen (in €m)

123,0

> 2,0

EV/Normatief EV

0,37

< 1,0

Rentabiliteit ²

0,4%

≥ 0,0

Huisvesting ³

10,9%

< 15%

Weerstandsvermogen

50,2%

> 5%

  • 1 Solvabiliteit II = eigen vermogen + voorzieningen / totaal vermogen
    Current ratio = vlottende activa / kort vreemd vermogen
    Rentabiliteit = resultaat / totale baten
    Huisvesting = huisvestingslasten + afschrijvingen gebouwen en terreinen / totale lasten
    Weerstandsvermogen = eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de totale baten
    EV / normatief EV = verhouding eigen vermogen t.o.v. normatief eigen vermogen (0,5*
    (1,27*aanschafwaarde gebouwen)+ boekwaarde resterende materiele vaste activa + 0,05* baten)
  • 2 signalering wanneer ratio meer dan 3 jaar onder nul of laatste 2 jaar < -5% of laatste jaar < -10%
  • 3 exclusief het VUmc deel van de CCE gerelateerde huisvesting- en afschrijvingslasten.

Toelichting convenanten van de banken (voor waarden per jaar zie continuïteitsparagraaf)

De VU is voornemens om de komende periode aanvullende bancaire financiering aan te trekken. Omdat de modaliteiten nog niet bekend zijn is dit niet opgenomen in het meerjarig beeld. 

Solvabiliteit I

De solvabiliteitsratio van de VU is met 36,6% over 2022 (2021: 39,5%) ruim boven de gestelde norm van 30%. De afname in 2022 heeft met name te maken met een lager resultaat, en daarmee beperkte toename van het eigen vermogen, in combinatie met een groei van het vreemd vermogen door trekkingen onder de bestaande externe financieringsfaciliteiten. Door een verwacht lager tot negatief resultaat, en daarmee afnemend eigen vermogen, zal de ratio in de periode 2023-2025 licht dalen naar een niveau van ca. 36% om vanaf 2026 weer toe te nemen.

Debt Service Coverage

De Debt Service Coverage ratio bedraagt in 2022 2,1 (2021: 3,1), ruim boven de gestelde norm van 1,3. Doordat het resultaat (voor afschrijvingen en belasting) afneemt neemt deze ratio na 2023 af naar een niveau rond de 1,5.

Loan to Value

De Loan to Value in 2022 is 38,9% (2021: 36,3%), ruim binnen de gestelde norm van 50%. Door trekkingen onder de externe financieringsfaciliteiten stijgt de ratio licht. De verwachting is dat de Loan to Value vanaf 2024 daalt door de start van aflossingen op de financieringen van de tweede fase.

Investeringen

De investeringen in materiële en immateriële vaste activa mogen op jaarbasis niet meer bedragen dan 110% van de gebudgetteerde investeringen. In 2022 bleef de VU met € 113,2 miljoen (budget 2021: € 110,2 miljoen) ruim onder de grens van € 161,0 miljoen.

Toelichting signaleringsgrenzen van de Onderwijsinspectie (voor waarden per jaar zie continuïteitsparagraaf)

Verplichte signaalwaarden

Solvabiliteit II
Omdat de onderwijsinspectie de voorzieningen ook meeneemt in haar berekening van de solvabiliteit is deze ratio in 2022 voor de VU met 39,4% ( 2021: 42,7%) hoger dan de solvabiliteit I zoals banken die hanteren en ruim boven de gestelde signaleringsgrens van 30%. Ook hier geldt dat na een lichte daling de ratio vanaf 2026 zal oplopen tot een niveau van ca. 41%.

Current ratio (liquiditeit)
De liquiditeits- of current ratio in 2022 is met 0,66 (2021: 0,72) hoger uitgekomen dan geprognotiseerd (0,55) door enerzijds het hoger dan begroot resultaat en de daaruit voortvloeiende hoger dan begrote positie aan liquide middelen van € 123 miljoen ultimo 2022. Anderzijds door de verschuiving van de planning van investeringen.

Het meerjaren perspectief voor de current ratio laat zien dat de VU onder de signaalwaarde van de 0,75 eindigt, ook wanneer in de berekening van de current ratio de huidige gecommitteerde rekening courant faciliteit wordt meegenomen. Het bestaande beleid dat de VU hanteert op financieel gebied is aantoonbaar passend, consistent en betrouwbaar, iets wat onderschreven wordt door haar externe stakeholders waaronder de onderwijsinspectie. De VU kiest er dan ook voor het huidige beleid continueren en gaat uit van de oude signaleringsgrens van 0,50. Deze keuze is onder meer gemaakt omdat maatregelen om de ratio boven de 0,75 te krijgen ten koste gaan van beschikbare gelden voor het primair proces. Daarnaast is een hoger eigen vermogen zowel bedrijfseconomisch als maatschappelijk niet wenselijk en niet in lijn met het beleid van OCW ten aanzien van de vermogensontwikkeling bij universiteiten. De afwijking ten opzichte van deze signaleringsgrens zullen we jaarlijks toelichten.

De verwachting is dat de ratio als gevolg van een lager dan verwacht resultaat en de geplande (aanvullende) investeringen vanaf komend jaar zal afnemen naar een niveau onder de 0,50. De VU is voornemens om de komende periode bancaire financiering aan te trekken om de ratio op een niveau richting de signaleringsgrens van 0,50 te brengen.

De Onderwijsinspectie heeft de reden voor de verhoging van de liquiditeitsratio inhoudelijk niet toegelicht. In Universiteiten van Nederland (UNL) verband is, op grond van dezelfde inhoudelijke argumentatie die de VU hanteert, aan de inspectie voorgelegd om te komen tot een nieuwe categorie ‘zeer groot’ waaronder alle UNL universiteiten vallen waarbij de liquiditeitsratio weer teruggebracht wordt op 0,50. De inspectie heeft deze suggestie in overweging.

Normatief EV
Het normatief eigen vermogen (EV) door de onderwijsinspectie ingesteld om het opbouwen van tegoeden te monitoren en waar nodig bij te sturen. De VU blijft met 0,37 (2020: 0,41) ruimschoots binnen de norm van 1,0. Komende periode daalt de ratio licht naar een stabiel niveau van circa 0,33.

Absolute omvang liquide middelen
De VU beschikt over een gecommitteerde rekening courant faciliteit van € 40 miljoen en afdoende externe financiering, die naar verwachting komende periode wordt uitgebreid, waardoor de komende jaren er voldoende liquiditeitsruimte is. Daarmee zijn ook de beschikbare liquiditeiten nog passend voor de VU. De VU voldoet met een positie aan liquide middelen van € 123 miljoen ultimo 2022 ruimschoots aan de absolute liquiditeit eis van de onderwijsinspectie van minimaal € 2 miljoen.

Facultatieve signaalwaarden

Rentabiliteit
Door het positieve resultaat van dit jaar bevindt de rentabiliteit in 2022 van 0,4% (2021: 3,9%) zich net boven de signaleringsgrens van 0%. De verwachting voor de komende jaren is dat het resultaat en daarmee de rentabiliteit daalt en tot 2025 rond de signaleringsgrens beweegt om daarna te stijgen tot ca. 1,3%.

Huisvesting
De huisvestingsratio, huisvestingslasten inclusief afschrijvingen, uitgedrukt als percentage van de totale lasten, bevindt zich in 2022 met 10,9% (2021: 11,3%) onder de signaleringsgrens van 15%. De verwachting is dat deze ratio door investeringen in huisvesting en de daarmee gepaard gaande oplopende huisvestingslasten na 2022 toe zal nemen naar ca. 13,0%. De huisvestingsratio van de onderwijsinspectie wijkt af van de door de VU intern gebruikte ratio. In de door de inspectie gehanteerde ratio zijn de verhuur en benutting van gebouwen en huisvestingsfaciliteiten (o.a. een energiecentrale) met partners als het VUmc niet verdisconteerd. Tevens wordt in deze ratio geen rekening gehouden met de effecten van huisvesting aan de Zuid-As en de mate waarin een universiteit labgebouwen of andere technische faciliteiten nodig heeft voor haar Bèta of medische faculteiten (incl. tandheelkunde). De VU hanteert een eigen huisvestingsratio, waarin dergelijke nuances wel zijn opgenomen.

Het weerstandsvermogen
De weerstandsratio, eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de totale baten, bevindt zich in 2022 met 50,2% (2021: 53,2%) ruim boven de signaleringsgrens van 5%. De verwachting is dat deze ratio na een afname door het dalend resultaat de komende jaren zich zal stabiliseren rond de 45%.

Renterisico

Om de renterisico’s die voortkomen uit de externe financieringen te mitigeren heeft de VU in het verleden een aantal rentederivaten afgesloten. In 2022 is, net als voorgaande jaren, de waarderingsmethodiek kostprijs hedgeaccounting in relatie tot de financieringsbehoefte van de VU toegepast.

Het ineffectieve gedeelte van de renteswapportefeuille onder de ‘langlopende schuldverplichting’ is gedaald ten opzichte van ultimo 2021 met € 1,15m naar € 2,21m. Zie ook de toelichting in de jaarrekening VU 2022 .