Ga naar website navigation Ga naar artikel navigatie Ga naar inhoud

8.4 Treasury

De voornaamste ontwikkelingen in 2021 op het gebied van liquiditeiten, investeringen, externe financiering en renterisicomanagement worden hierna besproken. Het treasurybeleid van de VU voldoet aan de ‘Regeling beleggen, lenen en derivaten OCW 2016’ inclusief het daarin opgenomen overgangsbeleid.

Investeringen

Uit onderstaand overzicht blijkt dat de VU in 2021 € 110,2m heeft geïnvesteerd. Het grootste deel hiervan betreft gebouwen in uitvoering.

INVESTERINGEN

  

(bedragen in €m)

2021

2020

Terreinen

-

-

Gebouwen

-0,1

-1,1

Gebouwen in uitvoering

93,7

51,1

Inventaris en apparatuur

6,7

4,8

Totaal materiele vaste activa

100,4

54,8

   

Software

9,8

14,7

Totaal immateriele vaste activa

9,8

14,7

   

Totaal investeringen

110,2

69,5

Externe financiering

Voor de eerste fase van het campusinvesteringsprogramma heeft de VU in september 2013 een kredietfaciliteit met de Europese Investeringsbank Bank (EIB) afgesloten voor een bedrag van € 230m. Deze faciliteit is gebruikt om, zoals vastgelegd in de afspraken met de EIB, maximaal de helft te financieren van een aantal specifieke projecten. De andere helft wordt door de VU gefinancierd uit eigen middelen en gegenereerde kasstromen. In 2017 is de zevende en laatste tranche opgenomen waardoor het totaal opgenomen bedrag op € 206,6m is gekomen. De VU maakt geen gebruik van de gehele faciliteit, voornamelijk omdat projecten binnen budget zijn afgerond. Eind 2018 heeft de eerste aflossing plaats gevonden.

Ten behoeve van de tweede fase van het campusinvesteringsprogramma is eind 2017 een tweede kredietfaciliteit bij de EIB en bij de BNG Bank (BNG) afgesloten voor in totaal € 140m. In december 2020 zijn deze kredietfaciliteiten verhoogd met totaal € 35m en tegelijkertijd verlengd met twee jaar. Totaal bedrag van de faciliteiten, evenredig verdeeld over de banken, is daarmee op € 175m gekomen. Het totaal opgenomen bedrag op de faciliteiten is na trekkingen, van in totaal € 30m bij de BNG en in december 2021 een eerste trekking bij de EIB van € 50m, in totaal per ultimo 2021 € 80m. Uiterlijk 2023 zal naar verwachting het resterende bedrag onder de tweede faciliteit bij de BNG en EIB zijn opgeneomen. Vanaf 2025 gaat afgelost worden op de financiering van fase twee.

Zie onderstaand overzicht van uitstaande leningen ultimo 2021.

DERIVATENPORTEFEUILLE

Bank

Hoofdsom (€m)

Rente

Start

Eind

BNG

€ 15,0

3M EURIBOR

1-12-2018

1-12-2034

BNG

€ 15,0

3M EURIBOR

1-12-2020

1-12-2034

EIB

€ 50,0

3M EURIBOR

24-1-2014

19-12-2033

EIB

€ 48,0

3M EURIBOR

16-7-2014

17-7-2034

EIB

€ 23,5

3M EURIBOR

27-5-2015

28-5-2035

EIB

€ 20,1

3M EURIBOR

9-12-2015

9-12-2030

EIB

€ 10,0

3M EURIBOR

1-8-2016

1-8-2031

EIB

€ 30,0

3M EURIBOR

20-12-2016

22-12-2031

EIB

€ 25,0

3M EURIBOR

1-8-2017

2-8-2032

EIB

€ 50,0

3M EURIBOR

1-12-2021

1-11-2040

Uiterlijk 2023 zal naar verwachting het resterende bedrag onder de tweede faciliteit bij de BNG en de EIB zijn opgenomen.

Convenanten en signaleringsgrenzen

Met de banken, de EIB, de Deutsche Bank (DB) en de BNG zijn vier financiële convenanten afgesproken. In 2021 is de VU ruim binnen deze gestelde normen gebleven. Onderstaande tabel geeft de waarden van de ratio’s per 31 december 2021 en de norm van de banken weer.

Ratio ¹

VU

Banken

Solvabiliteit I

39,5%

> 30%

Debt Service Coverage

3,1

> 1,3

Loan to Value

36,3%

< 50%

Investeringen (in €m)

110,2

146,9 ²

  • 1 Solvabiliteit I = eigen vermogen / totaal vermogen
    DSCR = EBITDA / totaal financiële verplichtingen m.b.t. lang vreemd vermogen
    Loan to value = totaal kort- en langlopende bankschulden / totale materiële vast activa
    Investeringen = gerealiseerde investeringen / 110% gebudgetteerde investeringen
  • 2 110% van investeringsbegroting 2021

Daarnaast hanteert de onderwijsinspectie (OCW) een aantal signaleringgrenzen voor het identificeren van organisaties met een mogelijk financieel risico. Deze signaleringsgrenzen zijn met de invoering van het onderzoekskader 2021 in juli 2021 met terugwerkende kracht door de onderwijsinspectie aangepast. De signaleringswaarden die gehanteerd worden voor de beoordeling vanaf het jaarverslag 2020 zien na de aanpassing als volgt uit:

Signaleringswaarden

Oud

Nieuw

Liquiditeit (current ratio)

> 0,50

> 0,75

Solvabiliteit II

> 30%

> 30%

Absoluteomvang liq. middelen (in €m)

nvt

> € 2m

Normatief Eigen Vermogen

>1,00

>1,00

De overige signaleringsgrenzen (rentabiliteit, huisvestingsratio en weerstandsvermogen) blijven onderdeel uit maken van de analyses die de inspectie uitvoert. Daarbij geeft de onderwijsinspectie aan dat deze waarden een minder voorspellende waarde hebben en het de sector om die reden vrij staat om over deze waarden te rapporteren in het bestuursverslag. De VU heeft er vooralsnog voor gekozen deze facultatieve signaleringswaarden mee te nemen in haar jaarverslag.

Onderstaande tabel geeft de waarden van de ratio’s per 31 december 2021 en de signaleringsgrenzen van de onderwijsinspectie weer.

Ratio ¹

VU

Onderwijsinspectie

Solvabiliteit II

42,7%

> 30%

Liquiditeit (current ratio)

0,72

> 0,50

Absolute liq. middelen (in €m)

118,3

> 2,0

Normatief EV

0,41

< 1,0

Rentabiliteit ²

3,9%

≥ 0,0

Huisvesting ³

11,3%

< 15%

Weerstandsvermogen

53,2%

> 5%

  • 1 Solvabiliteit II = eigen vermogen + voorzieningen / totaal vermogen
    Current ratio = vlottende activa / kort vreemd vermogen
    Rentabiliteit = resultaat / totale baten
    Huisvesting = huisvestingslasten + afschrijvingen gebouwen en terreinen / totale lasten
    Weerstandsvermogen = eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de totale baten
    EV / normatief EV = verhouding eigen vermogen t.o.v. normatief eigen vermogen (0,5* (1,27*aanschafwaarde gebouwen)+ boekwaarde resterende materiele vaste activa + 0,05* baten)
  • 2 signalering wanneer ratio meer dan 3 jaar onder nul of laatste 2 jaar < -5% of laatste jaar < -10%
  • 3 exclusief het VUmc deel van de CCE gerelateerde huisvesting- en afschrijvingslasten.

Toelichting convenanten van de banken (voor waarden per jaar zie continuïteitsparagraaf)

Solvabiliteit I

De solvabiliteitsratio van de VU is met 39,5% over 2021 (2020: 40,5%) ruim boven de gestelde norm van 30%. De toename in 2021 heeft met name te maken met een hoger resultaat en daarmee toename van het eigen vermogen. Door het gepland aantrekken van vreemd vermogen zal de solvabiliteit in 2022 dalen naar een niveau van ca. 37%, ruim boven de gestelde norm, om vervolgens vanaf 2023 weer toe te nemen.

Debt Service Coverage

De Debt Service Coverage ratio bedraagt in 2021 3,1 (2020: 2,5), ruim boven de gestelde norm van 1,3. Doordat de afschrijvingen, rentelasten en de aflossingen vanaf 2022 zullen toenemen zal deze ratio na een lichte daling toenemen naar een stabiel niveau rond de 2,5.

Loan to Value

De Loan to Value in 2021 is 36,3% (2020: 33,6%), ruim binnen de gestelde norm van 50%. De VU heeft in 2021 in de vorm van een eerste trekking bij de EIB (van de 2e faciliteit van de EIB) nieuw vreemd vermogen aangetrokken, maar door aflossingen op de bestaande financiering en, door verschuiving in investeringen, lager dan verwachte materiele vaste activa daalt de ratio. De ratio zal de komende jaren toenemen door trekkingen onder de externe financieringen die eind 2017 (inclusief de uitbreiding in 2020) zijn aangetrokken voor de investeringen in de tweede fase van het campusinvesteringsprogramma. De verwachting is dat de Loan to Value de komende periode op maximaal 41% zal uitkomen om vanaf 2023 door aflossingen op de financieringen van de tweede fase weer te dalen.

Investeringen

De investeringen in materiële en immateriële vaste activa mogen op jaarbasis niet meer bedragen dan 110% van de gebudgetteerde investeringen. In 2021 bleef de VU met € 110,2m (budget 2020: € 69,5m) ruim onder de grens van € 146,9m.

Toelichting signaleringsgrenzen van de Onderwijsinspectie (voor waarden per jaar zie continuïteitsparagraaf)

Verplichte signaalwaarden

Solvabiliteit II

Omdat de onderwijsinspectie de voorzieningen ook meeneemt in haar berekening van de solvabiliteit is deze ratio in 2021 voor de VU met 42,7% ( 2020: 44,6%) hoger dan de solvabiliteit 1 zoals banken die hanteren en ruim boven de gestelde signaleringsgrens van 30%. Ook hier geldt dat de afname van de solvabiliteit na 2022 zal oplopen tot een niveau van ca. 43-45%, ruim boven de gestelde signaleringsgrens.

Current ratio (liquiditeit)

De liquiditeits- of current ratio in 2021 is met 0,72 (2020: 0,70) hoger uitgekomen dan geprognotiseerd (0,55) door enerzijds het hoger dan begrote resultaat en de daaruit voortvloeiende hoger dan begrote positie aan liquide middelen van € 118m ultimo 2021. Anderzijds door de verschuiving van de planning van investeringen in onder meer het in aanbouw zijnde Onderzoeksgebouw VU Schoolwerktuinen (SWT). Het meerjaren perspectief voor de current ratio laat zien dat de VU onder de aangepaste signaalwaarde van 0,75 eindigt, ook wanneer in de berekening van de current ratio de huidige gecommitteerde rekening courant faciliteit wordt meegenomen. Het bestaande beleid dat de VU hanteert op financieel gebied is aantoonbaar passend, consistent en betrouwbaar, iets wat onderschreven wordt door haar externe stakeholders waaronder de onderwijsinspectie. De VU kiest er dan ook voor gekozen het huidige beleid continueren en gaat uit van de oude signaleringsgrens van 0,50. Daarmee zie de VU af van maatregelen om de ratio op een niveau richting de nieuwe signaleringsgrens van 0,75 te brengen zoals verhogen van het resultaat of aantrekken van extra bancaire financiering. Deze keuze is onder meer gemaakt omdat dergelijke maatregelen ten koste gaan van beschikbare gelden voor het primair proces. Daarnaast is een hoger eigen vermogen zowel bedrijfseconomisch als maatschappelijk niet wenselijk en niet in lijn met het beleid van OCW ten aanzien van de vermogensontwikkeling bij universiteiten.

De verwachting is dat deze ratio als gevolg van een lager dan verwacht resultaat en de geplande (aanvullende) investeringen komend jaar zal afnemen naar een niveau op of rond de 0,50. De VU is voornemens om vanwege deze zelfde redenen dit beleid ook in de komende jaren te handhaven en deze afwijking ten opzichte van deze signaleringsgrens jaarlijks toe te lichten.

De onderwijs inspectie heeft de reden voor de verhoging van de liquiditeitsratio inhoudelijk niet toegelicht. In Universiteiten van Nederland verband is, op grond van dezelfde inhoudelijke argumentatie die de VU hanteert, aan de inspectie voorgelegd om te komen tot een categorie zeer groot waaronder alle UNL universiteiten vallen waarbij de liquiditeitsratio weer teruggebracht wordt op 0,5. De Inspectie heeft deze suggestie in overweging.

Normatief EV

Het normatief eigen vermogen (EV) door de onderwijsinspectie ingesteld om het opbouwen van tegoeden te monitoren en waar nodig bij te sturen. De VU voldoet met 0,41 (2020: 0,40) ruimschoots aan de norm van 1,0. Het verloop is over de gehele periode vrij stabiel.

Absolute omvang liquide middelen

De VU beschikt over een gecommitteerde rekening courant faciliteit en afdoende externe financiering van € 40m waardoor er de komende jaren ruim voldoende liquiditeitsruimte is. Daarmee zijn ook de beschikbare liquiditeiten, mede gezien de maatschappelijke discussie rondom beschikbare reserves, momenteel nog steeds passend maar zeker niet te ruim voor de VU. De VU voldoet ruimschoots met een positie aan liquide middelen van € 118m ultimo 2021 aan de absolute liquiditeit eis van de onderwijsinspectie van minimaal € 2m.

Facultatieve signaalwaarden

Rentabiliteit

Door het positieve resultaat van dit jaar bevindt de rentabiliteit in 2021 van 3,9% (2020: 4,1%) zich boven de signaleringsgrens van 0%. De verwachting voor de komende jaren is dat het resultaat en daarmee de rentabiliteit daalt en behalve in 2022 (-0,9%) op of boven de signaleringsgrens zal blijven.

Huisvesting

De huisvestingsratio, huisvestingslasten inclusief afschrijvingen, uitgedrukt als percentage van de totale lasten, bevindt zich in 2021 met 11,3% (2020: 11,5%) onder de signaleringsgrens van 15%. De verwachting is dat deze ratio door investeringen in huisvesting en de daarmee gepaard gaande oplopende huisvestingslasten na 2021 licht toe zal nemen, maar ruim onder de signaleringsgrens zal blijven. De huisvestingsratio van de onderwijsinspectie wijkt af van de door de VU intern gebruikte ratio. In de door de inspectie gehanteerde ratio zijn de verhuur en benutting van gebouwen en huisvestingsfaciliteiten (onder andere een energiecentrale) met partners als het VUmc niet verdisconteerd. Tevens wordt in deze ratio geen rekening gehouden met de effecten van huisvesting aan de Zuid-As en de mate waarin een universiteit labgebouwen of andere technische faciliteiten nodig heeft voor haar Bèta of medische faculteiten (incl. tandheelkunde). De VU hanteert een eigen huisvestingsratio, waarin dergelijke nuances wel zijn opgenomen.

Het weerstandsvermogen

De weerstandsratio, eigen vermogen uitgedrukt als percentage van de totale baten, bevindt zich in 2021 met 53,2% (2020: 54,5%) ruim boven de signaleringsgrens van 5%. De verwachting is dat deze ratio na een lichte daling door dalend resultaat de komende jaren stabiel zal zijn.

Renterisico

Om de renterisico’s die voortkomen uit de externe financieringen te mitigeren heeft de VU in het verleden een aantal rentederivaten afgesloten. In 2021 is, net als voorgaande jaren, de waarderingsmethodiek kostprijs hedgeaccounting in relatie tot de financieringsbehoefte van de VU toegepast. Zoals eerder benoemd is het eerste deel van deze financieringsbehoefte in 2013 ingevuld door de lening met EIB en het tweede deel in 2017 (met een uitbreiding in 2020) door een lening bij respectievelijk de EIB en de BNG.

Het ineffectieve gedeelte van de renteswapportefeuille onder de ‘langlopende schuldverplichting’ is beperkt gestegen ten opzichte van ultimo 2020 met een toename van € 0,17m naar € 3,36m. Zie ook de toelichting in de jaarrekening VU 2021.